Belangrijk bij grondverzet
Welkom op de website van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN).
Op deze website worden de mogelijkheden voor het toepassen van zand, grond en baggerspecie en het grondstromenbeleid inzichtelijk gemaakt.
Indien u na het doornemen van deze website nog vragen heeft over over het tijdelijk opslaan en toepassen van grond of gerijpte baggerspecie, neem dan contact op met de .
Het grondstromenbeleid voor PFAS-verbindingen door de gemeenten Medemblik en Opmeer zijn nog niet bestuurlijk vastgesteld
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet meldt u bodemactiviteiten zoals graven in de bodem en het toepassen van grond of baggerspecie via het Omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en niet meer via het landelijke Meldpunt bodemkwaliteit.
MELDEN via het omgevingsloket
Bodemloket OD NHN
Informatie op deze website is informatief. Aan de inhoud van deze website kunt u geen rechten ontlenen.
Op deze website worden de mogelijkheden voor het toepassen van zand, grond en baggerspecie en het grondstromenbeleid inzichtelijk gemaakt.
Indien u na het doornemen van deze website nog vragen heeft over over het tijdelijk opslaan en toepassen van grond of gerijpte baggerspecie, neem dan contact op met de .
Het grondstromenbeleid voor PFAS-verbindingen door de gemeenten Medemblik en Opmeer zijn nog niet bestuurlijk vastgesteld
Als u zand, grond of baggerspecie tijdelijk gaat opslaan of wilt hergebruiken/toepassen, denk dan
altijd aan het volgende:
- Doe altijd naar verdenkingen op bodemverontreinigingen.
- Ga na of de toepassing/hergebruik van de grond is. Neem bij twijfel contact op met de .
- Als u twijfelt of onderzoek naar de kwaliteit van het zand, grond of baggerspecie uitgevoerd moet worden, of dat gebruik kan worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart, neem dan contact op met de .
- Laat een kwaliteitsonderzoek altijd uitvoeren door een erkend onderzoeksbureau.
- Het toepassen van grond moet voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. De kwaliteit van de toe te passen grond en de ontvangende bodem op de toepassingslocatie moet bekend zijn. Dit moet worden aangetoond met een binnen het Besluit bodemkwaliteit erkend bewijsmiddel.
- Kijk of er nog speciale regels vanuit andere gelden. Bijvoorbeeld moet er voorafgaand aan de tijdelijke opslag, ontgraving of toepassing een omgevingsvergunning worden aangevraagd, of is er sprake van een zogenaamd beschermingsgebied (archeologie, natuur, aardkundige waarden)
- Meldt uiterlijk 1 week voor de start van de werkzaamheden het tijdelijk opslaan van gronden baggerspecie en het toepassen van de zand, grond of baggerspecie via het Omgevingsloket.
- De transporteur kan geen transportgeleidebiljet overleggen.
- Er is geen bewijsmiddel aanwezig van de kwaliteit van het materiaal dat tijdelijk wordt opgeslagen of wordt toegepast of er is geen meldingsnummer op het transportgeleidebiljet aanwezig.
- Als bij uitvoering van grondverzet blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is met bijvoorbeeld minerale olie of als er asbestverdachte of andere bodemvreemde bijmengingen in de grond worden aangetroffen.
- U bent van plan grond toe te passen met repeterende vrachten, in omvangrijke toepassingen (bijvoorbeeld het dempen van sloten, ophogen van landerijen of het vullen van voormalige kelders) .
Op deze website wordt nader ingegaan op de mogelijkheden voor het toepassen van grond in het grondstromenbeleid van de regio Noord-Holland Noord.
Momenteel is de tab actief, daaronder staan andere tabs:
geeft inzicht in de mogelijkheden van grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart (zonder voorafgaand kwaliteitsonderzoek maar met uitgevoerd ) en toepassen van grond op basis van uitgevoerde partijkeuringen. Daarnaast wordt informatie over het grondstromen beleid gegeven en wordt ingegaan op het gemeentelijk/regionaal grondstromenbeleid binnen het gebied van de regio Noord-Holland Noord.
KEN
hierin wordt ingegaan op het regionaal bodembeleid specifiek voor de regio Alkmaar, betreffende de gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo.
KOP
hierin wordt ingegaan op het gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder.
TEX
hierin wordt ingegaan op het gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeente Texel.
WF
hierin wordt ingegaan op het regionaal bodembeleid specifiek voor de regio West-Friesland, betreffende de gemeenten: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec.
LDK
hierin wordt ingegaan op het gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de voormalige gemeente Langedijk.
geeft alle kaartlagen (incl. legenda) weer die relevant zijn voor het grondverzet binnen de regio Noord-Holland Noord.
De kaarten waar voor de naam van de kaart een 'oogje' staat vermeld, zijn zichtbaar op dat moment.
Door op het '+'je te klikken wordt de legenda van een kaart zichtbaar.
Door op het '-'tje te klikken wordt de legenda van een kaart niet meer zichtbaar.
Door rechts naast het '+'tje te klikken verschijnt het 'oogje', wordt de betreffende kaart zichtbaar in het scherm ernaast en wordt de legenda van de kaart zichtbaar.
hierop staan verschillende relevante weblinks.
hier staan de verschillende bodemkwaliteitskaarten en bijbehorende nota's bodembeheer van de gemeenten/regio's in Noord-Holland Noord.
hierin staat de disclaimer. Ook zijn de verantwoordelijkheden beschreven die van toepassing zijn voor de intitiatiefnemer bij het toepassen van grond en is de OD NHN ingegaan op de aansprakelijkheid bij het gebruik van de bodemkwaliteitskaart bij het ontgraven en toepassen van grond.
Dit doet u door op de kaart te zoeken en de betreffende locatie aan te klikken of doormiddel van het zoeken op adres of postcode in de kaart.
De popup die verschijn geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
Momenteel is de tab actief, daaronder staan andere tabs:
geeft inzicht in de mogelijkheden van grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart (zonder voorafgaand kwaliteitsonderzoek maar met uitgevoerd ) en toepassen van grond op basis van uitgevoerde partijkeuringen. Daarnaast wordt informatie over het grondstromen beleid gegeven en wordt ingegaan op het gemeentelijk/regionaal grondstromenbeleid binnen het gebied van de regio Noord-Holland Noord.
KEN
hierin wordt ingegaan op het regionaal bodembeleid specifiek voor de regio Alkmaar, betreffende de gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo.
KOP
hierin wordt ingegaan op het gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder.
TEX
hierin wordt ingegaan op het gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeente Texel.
WF
hierin wordt ingegaan op het regionaal bodembeleid specifiek voor de regio West-Friesland, betreffende de gemeenten: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec.
LDK
hierin wordt ingegaan op het gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de voormalige gemeente Langedijk.
geeft alle kaartlagen (incl. legenda) weer die relevant zijn voor het grondverzet binnen de regio Noord-Holland Noord.
De kaarten waar voor de naam van de kaart een 'oogje' staat vermeld, zijn zichtbaar op dat moment.
Door op het '+'je te klikken wordt de legenda van een kaart zichtbaar.
Door op het '-'tje te klikken wordt de legenda van een kaart niet meer zichtbaar.
Door rechts naast het '+'tje te klikken verschijnt het 'oogje', wordt de betreffende kaart zichtbaar in het scherm ernaast en wordt de legenda van de kaart zichtbaar.
hierop staan verschillende relevante weblinks.
hier staan de verschillende bodemkwaliteitskaarten en bijbehorende nota's bodembeheer van de gemeenten/regio's in Noord-Holland Noord.
hierin staat de disclaimer. Ook zijn de verantwoordelijkheden beschreven die van toepassing zijn voor de intitiatiefnemer bij het toepassen van grond en is de OD NHN ingegaan op de aansprakelijkheid bij het gebruik van de bodemkwaliteitskaart bij het ontgraven en toepassen van grond.
- In het kaartbeeld ziet u standaard de basiskaart van Nederland én de ontgravingskaart voor de bovengrond.
- U kunt andere kaartlagen aanzetten door op het '-' voor de betreffende kaartnaam te klikken. De legenda klapt dan uit en de kaart wordt zichtbaar. Ook is het mogelijk om in plaats van de basiskaart de luchtfoto als ondergrond te gebruiken.
- Door het rondje op de blauwe lijn te verschuiven kunt u de kaart meer transparant maken of juist kiezen voor geen transparantie.
- Sommige items uit de legenda zijn pas zichtbaar bij ver inzoomen op de kaart (bijvoorbeeld bij wegen).
-
In de kaart zelf staan een viertal icoontjes.
Met
en
kunt u in- en uitzoomen op de kaart. Dit kunt u overgens ook doen door in de kaart met
de muis te scrollen.
Door op te klikken gaat u terug naar de basiskaart van deze website (ontgravingskaart bovengrond en het oorspronkelijke zoomniveau). - Met gaat u alleen terug naar het oorspronkelijke zoomniveau. De kaartlaag die aan staat, blijft zichtbaar.
Dit doet u door op de kaart te zoeken en de betreffende locatie aan te klikken of doormiddel van het zoeken op adres of postcode in de kaart.
De popup die verschijn geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
Voor vragen over het grondstromenbeleid en het hergebruik van grond in de regio Noord-Holland Noord
kunt u contact opnemen met de
.
Voor meer informatie over deze site kunt u contact opnemen met .
Voor meer informatie over deze site kunt u contact opnemen met .
In een aantal gevallen wordt op deze website doorgelinkt naar een pdf-bestand. Als u deze niet kunt lezen, dan kunt u via
deze link een gratis adobe reader downloaden.
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet meldt u bodemactiviteiten zoals graven in de bodem en het toepassen van grond of baggerspecie via het Omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en niet meer via het landelijke Meldpunt bodemkwaliteit.
MELDEN via het omgevingsloket
Bodemloket OD NHN
Informatie op deze website is informatief. Aan de inhoud van deze website kunt u geen rechten ontlenen.
Legenda
Relevante websites
Regio Alkmaar
Grondstromenbeleid specifiek voor regio Alkmaar
De regio Alkmaar bestaat uit 5 gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo. Voor deze regio is een gezamelijke bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeenten de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de gezamenlijke nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Voor het PWN gebied is een aparte bodemkwaliteitskaart van toepassingen.
De regio Alkmaar bestaat uit 5 gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo. Voor deze regio is een gezamelijke bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeenten de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de gezamenlijke nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Voor het PWN gebied is een aparte bodemkwaliteitskaart van toepassingen.
Om de hergebruiksmogelijkheden van gebiedseigen grond te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld. Hiervoor zijn
zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) vastgesteld (par. 4.3 van de
nota bodembeheer).
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo zijn:
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo zijn:
- LMW toepassen grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen (par. 4.3.2 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde (AW2000)'. Ook gelden eisen ten aanzien van bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest (zie par. 4.4 en 4.5 van de nota bodembeheer). - LMW op aangewezen industrieterreinen (par. 4.3.3 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de hieronder aangewezen gebieden met de bodemfunctie 'Industrie', en waar niet gewoond mag worden, is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie':- Bedrijventerrein Boekelermeer (Alkmaar).
- Kanaalweg Baggerdepot Hoogheemraadschap en gronddepot gemeente Heiloo.
- Industrieterrein de Oude Werf (Heiloo).
- Vennewatersweg 2a (Texaco benzinestation) en 2b (GP. Groot) (Heiloo).
- Vennewatersweg 15-17 (Heiloo).
- Beveland, ten westen van het spoor (Heerhugowaard).
- Zandhorst I en II, ten noorden van de Edisonstraat (Heerhugowaard).
- De Vaandel (Heerhugowaard).
- Terrein Krusemanlaan (Heerhugowaard).
- LMW schone gebieden met de bodemfunctie 'Industrie' (par. 4.3.4 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de schone gebieden met de bodemfunctie 'Industrie' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Wonen'. - LMW schone gebieden met de bodemfunctie 'Wonen' (par. 4.3.5 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor schone gebieden met de bodemfunctie 'Wonen' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Wonen'. - LMW en toepassen van grond uit en ter plaatse van onverharde bermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' (par. 4.3.6 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de onverharde bermen van rijkswegen, provinciale wegen, spoorwegen en in de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo aangewezen wegen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'.
Voorafgaand aan de toepassing van grond vanuit onverharde wegbermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' in onverharde wegbermen met de functieklasse 'Industrie' moet een indicatief onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van de toe te passen bermgrond. Afhankelijk van de keuringsresultaten kan de grond worden toegepast. - LMW toepassen grond uit de zones B1 t/m B3 en O1 onder verhardingen en in extensief gebruikte groenstroken (par. 4.3.7 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor hergebruik van grond uit de zones B1 t/m B3 en O1 (zie kaartbijlage 2A en 2B van de nota) onder verhardingen, in wegbermen en in extensief gebruikte groenstroken is door de gemeenten Alkmaar en Castricum vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'.
Voor de zones B1, B2 en O1 gelden mogelijk nog aanvullende voorwaarden die zijn verwoord in par. 4.6 van de nota bodembeheer. - LMW en toepassen grond van en op (voormalige) bollenteeltpercelen
(par. 4.3.8 van de nota bodembeheer).
De LMW voor hergebruik van grond afkomstig van (voormalige) bollenteeltpercelen op bollenteeltpercelen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie' die uitsluitend wordt veroorzaakt door organochloorbestrijdingsmiddelen. - LMW tijdelijke opslag van grond uit het beheergebied of uit gebieden waarvan de bodemkwaliteitskaart is geaccepteerd (par. 4.3.9 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor tijdelijke opslag van grond uit het beheergebied en van gebieden waarvan de bodemkwaliteitskaart is geaccepteerd, is gelijk aan de in par 4.3 vastgestelde LMW. - LMW oude stortplaatsen (par. 4.3.10 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor een betere bovenafdichting van oude stortplaatsen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarden hierbij zijn:- Nadat de bovenafdichting voldoet aan de gestelde eisen, vervalt de LMW 'Industrie'.
- In combinatie met de bovenafdichting moet een afdeklaag worden gerealiseerd van minimaal 0,5 meter dikte met een kwaliteit die voldoet aan de LAC2006-waarden dan wel de maximale waarden voor de functie 'Wonen' (zie tabel 4.1 van de nota bodembeheer).
- LMW toepassen grond van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier op regionale waterkeringen (par. 4.3.11 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor het op hoogte brengen van regionale waterkeringen is, voor grond die is verworden uit baggerspecie vanuit het beheergebied van het Hoogheemraadschap, vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarde hierbij is dat nadat de grond is opgebracht deze wordt afgedekt met een teeltlaag van minimaal 30 centimeter dikte. Deze teeltlaag moet blijkens een partijkeuring minimaal van de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde (AW2000)' zijn, of te zijn opgebouwd uit de huidige teeltlaag van de waterkering.
Voor het duingebied in de gemeenten Bergen en Castricum is een aparte
bodemkwaliteitskaart
opgesteld. Het duingebied wordt verdacht beschouwd voor diffuus verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen als gevolg van een effect dat
wordt omschreven als
'Global Sea Spray'.
Voor grondverzet binnen en naar het duingebied, neem contact op met de
.
Overigens mag in het duingebied alleen duinzand worden toegepast (uitzondering hierop vormen civiele en infrastructurele werken)
met de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur' (Achtergrondwaarde-AW2000).
Verder vormt een beperkt gedeelte van de duinenrij de primaire waterkering, waardoor bij het ontgraven en toepassen van grond in dit gedeelte van de duinenrij een Watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist is.
Verder vormt een beperkt gedeelte van de duinenrij de primaire waterkering, waardoor bij het ontgraven en toepassen van grond in dit gedeelte van de duinenrij een Watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist is.
De zones 'Alkmaar woongebieden voor 1900' (B1/O1) en 'Alkmaar woongebieden tussen 1900 en 1930'
(B2/O2) in de gemeente Alkmaar hebben
gemiddeld gezien een slechtere bodemkwaliteit dan de andere zones in de gemeenten van
de regio Alkmaar.
Uit een controle op eventuele onaanvaardbare risico's voor mens en ecologie is gebleken dat:
Omdat de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo gebiedsspecifiek beleid voor bepaalde typen bodemgebruik heeft opgesteld, en de geldende regelgeving vanuit het generieke kader van het Besluit, zien de gemeenten geen bezwaar om grond vanuit deze zones elders her te gebruiken als de kwaliteit van de grond voldoet aan de vastgestelde toepassingseis. Uitzondering hierop wordt gevormd als de toepassing van een partij grond uit deze zones op een oppervlakte van meer dan 5.000 m² plaatsvind. In die situatie moet een partijkeuring worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten van de partijkeuring kan de grond worden toegepast (zie tabblad 'Toepassen (gekeurde) grond').
Uit een controle op eventuele onaanvaardbare risico's voor mens en ecologie is gebleken dat:
- alleen bij gevoelig bodemgebruik er mogelijk humane risico's kunnen optreden.
- afhankelijk van de Toxische druk (een maat is om ecologische effecten te kwantificeren) kunnen ecologische risico's optreden als op een groter oppervlak grond uit deze zones wordt toegepast.
Omdat de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo gebiedsspecifiek beleid voor bepaalde typen bodemgebruik heeft opgesteld, en de geldende regelgeving vanuit het generieke kader van het Besluit, zien de gemeenten geen bezwaar om grond vanuit deze zones elders her te gebruiken als de kwaliteit van de grond voldoet aan de vastgestelde toepassingseis. Uitzondering hierop wordt gevormd als de toepassing van een partij grond uit deze zones op een oppervlakte van meer dan 5.000 m² plaatsvind. In die situatie moet een partijkeuring worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten van de partijkeuring kan de grond worden toegepast (zie tabblad 'Toepassen (gekeurde) grond').
Schagen, Hollands Kroon en Den Helder
Grondstromenbeleid specifiek voor gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder
Voor de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder is een gezamelijke bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeenten de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de gezamenlijke nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Voor de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder is een gezamelijke bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeenten de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de gezamenlijke nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Om de hergebruiksmogelijkheden van gebiedseigen grond te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld. Hiervoor zijn
zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) vastgesteld (par. 4.3 van de
nota bodembeheer).
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder zijn:
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder zijn:
-
LMW Toepassen grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes/volkstuinen (LMW1) (par. 4.3.2 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor bestaande onverharde kinderspeelplaasten en moes-/volkstuinen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde AW2000)'.
De nieuw aan te leggen onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen moeten zijn voorzien van een minimaal 0,5 meter dikke deklaag waarvan de kwaliteit voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde AW2000)'. Ook gelden eisen ten aanzien van bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest (par. 4.4 en 4.5 van de nota bodembeheer). -
LMW toepassen grond op aangewezen terreinen (LMW2) (par. 4.3.3 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de hieronder aangewezen terreinen met de bodemfunctie 'Industrie', en waar niet gewoond mag worden, is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie':- Kooypunt en Vliegveld De Kooy (uitgezonderd Buurtschap De Kooy; gemeente Den Helder).
- Oostoever en civiel havengebied, met uitzondering van oostelijke dam Balgzandkanaal, de Balgzandpolder en noordwestelijk deel civiel havengebied (gemeente Den Helder).
- Nieuwe Haventerrein (gemeente Den Helder).
- De Kooyhaven (gemeente Hollands Kroon).
- Bedrijfsterrein FrieslandCampina in Lutjewinkel (gemeente Hollands Kroon).
- Bedrijfsterrein Havenweg, De Strip, in Den Oever (gemeente Hollands Kroon).
- Het Waterpark in Kreileroord (gemeente Hollands Kroon).
- Bedrijfsterrein Jeweldijk in Callantsoog (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein De Banne in Dirkshorn (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein Lagedijk in Schagen (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein Witte Paal in Schagen (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein De Trambaan in Schagerbrug (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein De Dijken in Tuitjenhorn (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein De Huisweid in Warmenhuizen (gemeente Schagen).
- Oudevaart in Warmenhuizen (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein De Groet in Waarland (gemeente Schagen).
- Bedrijfsterrein Kolksluis in 't Zand (gemeente Schagen).
-
LMW toepassen grond op schone gebieden met de bodemfuncties 'Industrie' en 'Wonen' (LMW3) (par. 4.3.4 van de
nota bodembeheer).
De Lokale Maximale Waarde voor schone gebieden met de bodemfuncties 'Industrie' en 'Wonen' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Wonen'. -
LMW toepassen van grond in zone 'B7. Onverharde wegbermen asfaltwegen (0 - 0,3 m-mv; Hollands Kroon en Schagen)'
en grond vanuit en ter plaatse van onverharde bermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' (LMW4) (par. 4.3.5 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de onverharde bermen van rijkswegen, provinciale wegen, spoorwegen en de door de gemeenten aangewezen wegen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' en/of onderdeel uitmaken van de bodemkwaliteitszone 'B7. Onverharde wegbermen asfaltwegen (0 - 0,3 m-mv; Hollands Kroon en Schagen)', is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'.
Voorafgaand aan de toepassing van grond vanuit onverharde wegbermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' in de gemeente Den Helder in onverharde wegbermen met de functieklasse 'Industrie', moet een indicatief onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van de toe te passen bermgrond. Afhankelijk van de keuringsresultaten kan de grond worden toegepast. Dit geldt niet voor bodemkwaliteitszone 'B7. Onverharde wegbermen asfaltwegen (0 - 0,3 m-mv; Hollands Kroon en Schagen)'. -
LMW hergebruik grond in zones 'B1./O1. Binnenstad en Fort Erfprins (Den Helder)' onder verhardingen en in extensief gebruikte groenstroken (LWM5) (par. 4.3.6 van de
nota bodembeheer).
De Lokale Maximale Waarde voor hergebruik van grond uit de zones 'B1./O1. Binnenstad en Fort Erfprins (Den Helder)' onder verhardingen, in wegbermen en in extensief gebruikte groenstroken is door de gemeente Den Helder vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarde is dat de kwaliteit van de grond moet worden vastgesteld aan de hand van een indicatief onderzoek. Bij een toepassingsoppervlak > 5.000 m² moet de Toxische Druk worden vastgesteld. Is deze > 65%, dan moet een andere bestemming voor de grond worden gezocht. -
LMW en toepassen grond van en op (voormalige) bollenteeltpercelen (LMW6) (par. 4.3.7 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor hergebruik van grond afkomstig van (voormalige) bollenteeltpercelen op (voormalig) bollenteeltpercelen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie' die uitsluitend wordt veroorzaakt door organochloorbestrijdingsmiddelen.
Voor voor verdere uitwerking van het gebiedsspecifiek beleid. -
LMM tijdelijke opslag van grond uit het bodembeheergebied van de gemeenten Den Helder, Hollands Kroon en Schagen (LMW7) (par. 4.3.8 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor tijdelijke opslag van grond uit het bodembeheergebied van de gemeenten is gelijk aan de in alle hier genoemde vastgestelde Lokale Maximale Waarden. -
LMW betere bovenafdichting oude stortplaatsen (LMW8) (par. 4.3.9 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor een betere bovenafdichting van oude stortplaatsen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarden hierbij zijn:- Nadat de bovenafdichting voldoet aan de gestelde eisen, vervalt de Lokale Maximale Waarde 'Industrie'.
- In combinatie met de bovenafdichting moet een afdeklaag worden gerealiseerd van minimaal 0,5 meter dikte met een kwaliteit die voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen' in gebieden met de bodemfunctie 'Wonen' of 'Industrie'. Voor gebieden die in gebruik zijn voor landbouw moet de kwaliteit voldoen aan de LAC2006-waarden dan wel de maximale waarden voor de functie 'Wonen' (zie tabel).
-
LMW toepassen grond van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) op regionale waterkeringen (LMW9) (par. 4.3.10 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor het op hoogte brengen van regionale waterkeringen is, voor grond die is verworden uit baggerspecie vanuit het beheergebied van het Hoogheemraadschap, vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarde hierbij is dat nadat de grond is opgebracht deze wordt afgedekt met een teeltlaag van minimaal 30 centimeter dikte. Deze teeltlaag moet blijkens een partijkeuring minimaal van de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde - AW2000)' zijn, of te zijn opgebouwd uit de huidige teeltlaag van de regionale waterkering.
In het Bestemmingsplan Buitengebied 2006, (voormalige) gemeente Anna Paulowna
(blz. 46-47) staat dat de 'Oostpolder', voor het merendeel in gebruik is voor
aardappelteelt en natuurgebieden. Hierbij staat aangegeven dat het opbrengen van zandgrond
(lutumpercentage tot en met 8%) voor bollenteelt niet zonder meer is toegestaan.
Uitsluitend een projectmatige ontwikkeling van permanente bollenteelt wordt onder voorwaarden toegestaan.
Hiervoor moet contact worden opgenomen met de
.
Het duingebied in de gemeente Den Helder is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Het duingebied in de gemeenten Den Helder en
Schagen wordt verdacht beschouwd voor diffuus verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen als gevolg van een effect dat wordt omschreven als
'Global Sea Spray'.
Voor grondverzet binnen en naar het duingebied, neem contact op met de
.
Overigens mag in het duingebied alleen duinzand worden toegepast (uitzondering hierop vormen civiele en infrastructurele werken)
met de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur' (Achtergrondwaarde-AW2000).
Verder vormt een beperkt gedeelte van de duinenrij de primaire waterkering, waardoor bij het ontgraven en toepassen van grond in dit gedeelte van de duinenrij een Watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist is.
Verder vormt een beperkt gedeelte van de duinenrij de primaire waterkering, waardoor bij het ontgraven en toepassen van grond in dit gedeelte van de duinenrij een Watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist is.
De ontgravingskwaliteit van de zones 'B1./O1. Binnenstad en Fort Erfprins (Den Helder)'
valt in de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Omdat relatief vaak sterk verhoogde gehalten met lood worden gemeten, stellen
de gemeenten strenger beleid vast voor grond die vanuit deze zones elders op het grondgebied van de gemeenten, met de
toepassingseis kwaliteitsklasse 'Industrie', wordt toegepast.
Grond vanuit deze zones moet voorafgaand aan de beoogde toepassing worden gekeurd. Afhankelijk van de keuringsresultaten mag de grond worden toegepast of moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker.
Grond vanuit deze zones moet voorafgaand aan de beoogde toepassing worden gekeurd. Afhankelijk van de keuringsresultaten mag de grond worden toegepast of moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker.
Gemeente Texel
Grondstromenbeleid specifiek voor gemeente Texel
Voor de gemeente Texel is een bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld.
De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Voor de gemeente Texel is een bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld.
De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Om de mogelijkheiden voor hergebruik van gebiedseigen grond te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld. Hiervoor zijn
zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) vastgesteld (par. 5.3 van de
nota bodembeheer).
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeente Texel zijn:
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeente Texel zijn:
- LMW voor aangewezen recreatiegebieden, Texel International Airport en de motorcrossbaan met bodemfunctie 'Wonen' (par. 5.3.2 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de bovengrond van de aangewezen recreatiegebieden, Texel International Airport en de fietscrossbaan met de bodemfunctie 'Wonen' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Wonen'. - LMW onverharde bermen (par. 5.3.3 van de
nota bodembeheer).
Bij hergebruik van bermgrond uit het beheergebied van de gemeente Texel (zie par. 5.2 van de nota bodembeheer) in de onverharde bermen van wegen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' is de LMW vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. - LMW tijdelijke opslag van grond uit het beheergebied van de gemeente Texel (par. 5.3.4 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor tijdelijke opslag van grond uit het beheergebied van de gemeente Texel (zie par. 5.2 van de nota bodembeheer) is gelijk aan de in par. 5.3 van de nota bodembeheer vastgestelde Lokale Maximale Waarden. - LMW bij toepassen grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes- /volkstuinen (par. 5.3.5 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde (AW2000)'. Ook gelden eisen ten aanzien van bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest (zie par 5.4 en 5.5 van de nota bodembeheer).
Het duingebied in de gemeente Texel wordt verdacht beschouwd voor diffuus verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen
als gevolg van een effect dat wordt omschreven als
'Global Sea Spray'.
Voor grondverzet binnen en naar het duingebied, neem contact op met de
.
Overigens mag in het duingebied alleen duinzand worden toegepast (uitzondering hierop vormen civiele en infrastructurele werken)
met de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur' (Achtergrondwaarde-AW2000).
Verder vormt een beperkt gedeelte van de duinenrij de primaire waterkering, waardoor bij het ontgraven en toepassen van grond in dit gedeelte van de duinenrij een Watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist is.
Verder vormt een beperkt gedeelte van de duinenrij de primaire waterkering, waardoor bij het ontgraven en toepassen van grond in dit gedeelte van de duinenrij een Watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vereist is.
Regio West-Friesland
Grondstromenbeleid specifiek voor regio West-Friesland
De regio West-Friesland bestaat uit 7 gemeenten: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec. Voor deze regio is een gezamelijke bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. Voor de gemeente Medemblik gelden nog twee amendementen bij de nota bodembeheer.
De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeenten de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de gezamenlijke nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
De regio West-Friesland bestaat uit 7 gemeenten: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec. Voor deze regio is een gezamelijke bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. Voor de gemeente Medemblik gelden nog twee amendementen bij de nota bodembeheer.
De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeenten de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de gezamenlijke nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Om de hergebruiksmogelijkheden van gebiedseigen grond te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld. Hiervoor zijn
zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) vastgesteld (par. 4.3 van de
nota bodembeheer).
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec zijn:
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec zijn:
- LMW toepassen grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen (LMW1) (par. 4.3.2 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor bestaande onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen (LMW1) is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde (AW2000)'. De nieuw aan te leggeen onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuinen moeten zijn voorzien van een minimaal 0,5 meter dikke deklaag waarvan de kwaliteit voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde (AW2000)'. Ook gelden eisen ten aanzien van bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest (zie par. 4.4 en 4.5 van de nota bodembeheer). - LMW toepassen grond op schone gebieden met de bodemfunctie 'Industrie' en 'Wonen' (LMW2) (par. 4.3.3 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de schone gebieden met de bodemfunctie 'Industrie' en 'Wonen' (LMW2) is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Wonen'. - LMW toepassen grond uit en ter plaatse van onverharde bermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' (LMW3) (par. 4.3.4 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de onverharde bermen van rijkswegen, provinciale wegen, spoorwegen en de door de gemeenten in de regio West-Friesland aangewezen wegen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' (LMW3), is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. - LMW hergebruik grond in zones 'B1./O1. Wonen voor 1900 (centrum Enkhuizen, Hoorn, Medemblik)'
onder verhardingen en in extensief gebruikte groenstroken (LMW4) (par. 4.3.5 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor hergebruik van grond uit de zones 'B1./O1. Wonen voor 1900 (centrum Enkhuizen, Hoorn, Medemblik)' onder verhardingen, in wegbermen en in extensief gebruikte groenstroken is door de gemeenten Enkhuizen, Hoorn en Medemblik vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie' (LMW4). Voorwaarde is dat de kwaliteit van de grond moet worden vastgesteld aan de hand van een indicatief onderzoek (par. 6.1 van de nota bodembeheer). Bij een toepassingsoppervlak > 5.000 m² moet de Toxische druk worden vastgesteld. Is deze > 65%, dan moet een andere bestemming voor de grond worden gezocht. - LMW hergebruik grond in zones 'B4./O4. Bangert-Oostpolder in Hoorn' (LMW5) (par. 4.3.6 van de
nota bodembeheer).
Voorwaarde voor het hergebruik van grond binnen zones 'B4./O4 Bangert-Oostpolder in Hoorn' is, dat de gehalten aan heptachloorepoxide, DDT, DDD, en DDE van de te ontgraven grond moet worden vastgesteld aan de hand van een indicatief bodemonderzoek (par. 6.1 van de nota bodembeheer). De diepte tot waarop het bodemonderzoek wordt uitgevoerd is de voorgenomen ontgravingsdiepte waarbij bodemlagen met een maximale dikte worden onderzocht. Als de ontgravingsdiepte dieper is dan 0,5 meter, moeten meerdere bodemlagen worden onderzocht. De resultaten van het indicatieve onderzoek (het gehalte van heptachloorepoxide, DDT, DDD, en DDE) worden getoetst aan de Lokale Maximale Waarden:- Heptachloorepoxide = 0,0461 mg/kg ds (voor standaardbodem; 25% lutum en 10% organische stof)
- DDT = 1 mg/kg ds (voor standaardbodem; 25% lutum en 10% organische stof)
- DDD = 13 mg/kg ds (voor standaardbodem; 25% lutum en 10% organische stof)
- DDE = 1,3 in mg/kg ds voor standaardbodem (25% lutum en 10% organische stof).
- LMW en toepassen grond en toepassen grond van en op (voormalige)
(LMW6) (par. 4.3.7 van de nota bodembeheer).
De LMW voor hergebruik van grond afkomstig van (voormalige) bollenteeltpercelen en fruit-/boomgaarden op (voormalige) bollenteeltpercelen en fruit-/boomgaarden (LMW6) is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie' die uitsluitend wordt veroorzaakt door organochloorbestrijdingsmiddelen. - LMW tijdelijke opslag van grond uit het beheergebied van gemeenten in de regio West-Friesland (LMW7) (par. 4.3.8 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor tijdelijke opslag van grond uit het beheergebied van de gemeenten in de regio West-Friesland (LMW7) die volgens de gebiedsspecifieke toepassingseisen (zie par. 4.3 van de nota bodembeheer) op een bepaalde locatie mag worden toepast, mag ook, voorafgaand aan de definitieve toepassing, op deze toepassingslocatie tijdelijk worden opgeslagen. - LMW betere bovenafdichting oude stortplaatsen (LMW8) (par. 4.3.9 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor een betere bovenafdichting van oude stortplaatsen (LMW8) is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarden hierbij zijn:- Nadat de bovenafdichting voldoet aan de gestelde eisen, vervalt de LMW 'Industrie'.
- In combinatie met de bovenafdichting moet een afdeklaag worden gerealiseerd van minimaal 0,5 meter dikte met een kwaliteit die voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen' in gebieden met de bodemfunctie 'Wonen' of 'Industrie'. voor gebieen die in gebruik zijn voor landbouw moet de kwaliteit voldoen aan de LAC2006-waarden dan wel de maximale waarden voor de functie 'Wonen' (zie tabel 4.3 van de nota bodembeheer).
- LMW toepassen grond van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier op regionale waterkeringen (LMW9) (par. 4.3.10 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor het op hoogte brengen van regionale waterkeringen (LMW9) is, voor grond die is verworden uit baggerspecie vanuit het beheergebied van het Hoogheemraadschap, vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarde hierbij is dat nadat de grond is opgebracht deze wordt afgedekt met een teeltlaag van minimaal 30 centimeter dikte. Deze teeltlaag moet blijkens een partijkeuring minimaal van de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde (AW2000)' zijn, of te zijn opgebouwd uit de huidige teeltlaag van de waterkering.
De ontgravingskwaliteit van de zones 'B1./O1. Wonen voor 1900 (centrum Enkhuizen, Hoorn, Medemblik'
valt in de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Omdat relatief vaak sterk verhoogde gehalten met koper en lood worden gemeten stellen
de gemeenten Enkhuizen, Hoorn en Medemblik strenger beleid vast voor grond die vanuit deze zone elders op het grondgebied van de
gemeenten in de regio West-Friesland, met de toepassingseis kwaliteitsklasse 'Industrie', wordt toegepast.
Grond vanuit deze zones moet voorafgaand aan de beoogde toepassing worden gekeurd, middels een partijkeuring. Afhankelijk van de keuringsresultaten mag de grond worden toegepast of moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker.
Grond vanuit deze zones moet voorafgaand aan de beoogde toepassing worden gekeurd, middels een partijkeuring. Afhankelijk van de keuringsresultaten mag de grond worden toegepast of moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker.
Voormalige gemeente Langedijk
Grondstromenbeleid specifiek voor de voormalige gemeente Langedijk
Voor de voormalige gemeente Langedijk is een bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Voor de voormalige gemeente Langedijk is een bodemkwaliteitskaart en een nota bodembeheer vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte gemiddelde chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan opslaan van en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
Om de hergebruiksmogelijkheden van gebiedseigen grond te vergroten is gebiedsspecifiek beleid opgesteld. Hiervoor zijn
zogenaamde Lokale Maximale Waarden (LMW) vastgesteld (par. 4.3 van de
nota bodembeheer).
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de voormalige gemeente Langedijk zijn:
Deze LMW zijn verwerkt in de ontgravings- en toepassingskaarten op deze website. Gebieden waarvoor LMW zijn vastgesteld, zijn in de legenda weergegeven met de toevoeging 'Gebiedsspecifiek'.
De vastgestelde LMW in de voormalige gemeente Langedijk zijn:
-
LMW Toepassen grond op onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en (LMW1) (par. 4.3.2 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor bestaande onverharde kinderspeelplaasten en moes-/volkstuin(complex)en is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde AW2000)'.
De nieuw aan te leggen onverharde kinderspeelplaatsen en moes-/volkstuin(complex)en moeten zijn voorzien van een minimaal 0,5 meter dikke deklaag waarvan de kwaliteit voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde AW2000)'.
De kwaliteit moet zijn aangetoond met een partijkeuring (zie par. 6.2.1 van de nota bodembeheer) en moet worden aangevuld met onderzoek op asbest (historische gegevens, zintuiglijk en analytisch).
Ook gelden eisen ten aanzien van bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest (par. 4.4 en 4.5 van de nota bodembeheer). -
LMW toepassen grond op schone gebieden met de bodemfuncties 'Industrie' en 'Wonen' (LMW2) (par. 4.3.3 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor schone gebieden met de bodemfuncties 'Industrie' en 'Wonen' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Wonen'. -
LMW toepassen grond vanuit en ter plaatse van onverharde wegbermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' (LMW3) (par. 4.3.4 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor de onverharde bermen van provinciale wegen en de door gemeente aangewezen wegen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'.
Voorafgaand aan de toepassing van grond vanuit onverharde wegbermen met de bodemfunctieklasse 'Industrie' in onverharde wegbermen met de functieklasse 'Industrie', moet een indicatief onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van de toe te passen bermgrond. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten kan de grond worden toegepast. -
LMM tijdelijke opslag van grond (par. 4.3.5 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor tijdelijke opslag van grond uit het bodembeheergebied van de gemeente is gelijk aan de in alle hier genoemde vastgestelde Lokale Maximale Waarden. -
LMW betere bovenafdichting oude stortplaatsen (LMW4) (par. 4.3.6 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor een betere bovenafdichting van oude stortplaatsen is vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Voorwaarden hierbij zijn:- Nadat de bovenafdichting voldoet aan de gestelde eisen, vervalt de Lokale Maximale Waarde 'Industrie'.
- In combinatie met de bovenafdichting moet een afdeklaag worden gerealiseerd van minimaal 0,5 meter dikte met een kwaliteit die voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen' in gebieden met de bodemfunctie 'Wonen' of 'Industrie'. Voor gebieden die in gebruik zijn voor landbouw moet de kwaliteit voldoen aan de LAC2006-waarden dan wel de maximale waarden voor de functie 'Wonen' (zie tabel).
-
LMW toepassen grond van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) op regionale waterkeringen (LMW5) (par. 4.3.7 van de
nota bodembeheer).
De LMW voor het op hoogte brengen van regionale waterkeringen is, voor grond die is verworden uit baggerspecie vanuit het beheergebied van het Hoogheemraadschap, vastgesteld op de kwaliteitsklasse 'Industrie'.
Voorwaarde hierbij is dat nadat de grond is opgebracht deze wordt afgedekt met een teeltlaag van minimaal 30 centimeter dikte. Deze teeltlaag moet blijkens een partijkeuring minimaal van de kwaliteitsklasse 'Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde - AW2000)' zijn, of te zijn opgebouwd uit de huidige teeltlaag van de regionale waterkering.
Voor toepassingen van grond die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd, is het niet toegestaan zintuiglijk met
asbest verontreinigde grond toe te passen. Als in opdracht van de gemeente grond wordt toegepast ter plaatse van gevoelig
bodemgebruik is het niet toegestaan zintuiglijk én analytisch met asbest verontreinigde grond toe te passen. De gemeente
hanteert hierbij de zogenaamde 'nulnorm' (0 mg/kg ds gewogen). De volgende gevoelige bodemgebruiken worden onderscheiden:
Als burgerg/bedrijven dit niet willen dan geldt:
Toe te passen grond mag maximaal 100 mg/kg droge stof (ds) aan -gewogen- asbest en maximaal 10 mg/kg ds (gewogen) aan respirabele vezels bevatten. (zie ook par. 4.5 van de nota bodembeheer).
- Wonen met tuin.
- Onverharde recreatiegebieden en kinderspeelplaatsen;
- Intensief gebruikt openbaar groen (zoals bijvoorbeeld parken en plantsoenen).
- Moes-/volkstuin(complex)en.
Als burgerg/bedrijven dit niet willen dan geldt:
Toe te passen grond mag maximaal 100 mg/kg droge stof (ds) aan -gewogen- asbest en maximaal 10 mg/kg ds (gewogen) aan respirabele vezels bevatten. (zie ook par. 4.5 van de nota bodembeheer).
Het Besluit stelt dat een partij grond maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal mag bevatten. In de bodem van de gemeente wordt lang niet altijd 20 gewichtsprocent
bodemvreemde materiaal aangetroffen. Ook gaat de omschrijving 'gewichtspercentage' niet op voor lichte bodemvreemde materialen zoals plastic of piepschuim.
Daarom hanteert de gemeente het onderstaande beleid voor bijmenging van bodemvreemd materiaal:
-
Bij het aanleveren van historische gegevens voorafgaand aan het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond moet
aandacht besteed worden aan het voor komen van bodemvreemd materiaal in de grond. Tijdens de grondwerkzaamheden moet een visuele
controle plaatsvinden of de grond mogelijk verontreinigd is met bodemvreemde bijmengingen. De gemeenten stellen een maximale
bijmenging van bodemvreemd materiaal vast van maximaal 10 gewichtsprocent voor steenachtige materialen bijvoorbeeld puin, bakstenen, cement, beton.
Om het milieu minder met plastics te belasten mag in de toe te passen grond slechts een 'sporadische' (maximaal 0,1 volumeprocent) bijmenging aan plastics bevatten. Hierbij wordt aangesloten op de Regeling. De gemeente stelt dezelfde eis voor andere lichte bodemvreemde materialen zoals piepschuim.
Bij twijfel of grenssituaties beslist de OD NHN (Toezicht en handhaving voor de gemeente). Als er geen sprake is van sterk verontreinigde grond, is het toegestaan om door civiel technisch zeven het percentage bodemvreemd materiaal terug te brengen naar de toegestane percentages. Het civiel technisch zeven wordt niet als een tussentijdse bewerking beschouwd (zie de Nota van Toelichting Besluit bodemkwaliteit artikel 36, derde lid). Het uitgezeefde bodemvreemd materiaal moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker. Is het bodemvreemd materiaal niet uit te zeven, bijvoorbeeld bij kolengruis, dan moet een alternatieve toepassingslocatie voor de grond worden gezocht. - Als tijdens de grondwerkzaamheden asbestverdacht materiaal (asbest(golf)plaat, bouw- en sloopafval, gemengd puin, betonpuin en metselpuin) wordt waargenomen, moeten de werkzaamheden direct gestaakt worden (Arbo omstandighedenbesluit), moet het spoor van de Wet bodembewscherming worden gevolgd en een verkennend asbestonderzoek worden uitgevoerd. Ook moet contact worden opgenomen met de . Dit geldt ook voor overige bijmengingen en afwijkingen zoals kleur en geur die redelijkerwijs op een bodemverontreiniging kunnen wijzen met bijvoorbeeld minerale olie of met vluchtige stoffen.
Het toepassen van grond van een tijdelijke opslag moet in de meeste situaties voorafgegaan worden door een
partijkeuring
(zie par. 6.2.1 van de nota bodembeheer.
Afhankelijk van de resultaten van de partijkeuring (en mogelijk aanvullende bepalingen uit
par 4.4 en 4.5 van de nota bodembeheer
mag de grond worden toegepast.
De gemeente staat toe dat de bodemkwaliteitskaart, of een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart,
als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de grond mag worden gebruikt, als wordt aangetoond dat de grond:
Als één of meerdere voorwaarden niet kan worden aangetoond, moet een partijkeuring worden uitgevoerd. Als al een partijkeuring is uitgevoerd, dan moet alleen aan de derde voorwaarde worden voldaan.
Samenvoegen van partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd door de initiatiefnemer. Zie hiervoor artikel 4.3.1 van de Regeling bodemkwaliteit.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet een bedrijf dat is erkend voor het BRL 9335 – protocol 9335-1 worden ingeschakeld om de partij te legaliseren. In par 6.3.5 van het BRL 9335 – protocol 9335-1 is hiervoor een mogelijkheid beschreven.
- afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie (volgend uit historisch onderzoek); én
- afkomstig is uit een bodemkwaliteitszone van de eigen of van een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart; én
- niet tussentijds is bewerkt (bijvoorbeeld samengevoegd met andere partijen grond).
Als één of meerdere voorwaarden niet kan worden aangetoond, moet een partijkeuring worden uitgevoerd. Als al een partijkeuring is uitgevoerd, dan moet alleen aan de derde voorwaarde worden voldaan.
Samenvoegen van partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd door de initiatiefnemer. Zie hiervoor artikel 4.3.1 van de Regeling bodemkwaliteit.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet een bedrijf dat is erkend voor het BRL 9335 – protocol 9335-1 worden ingeschakeld om de partij te legaliseren. In par 6.3.5 van het BRL 9335 – protocol 9335-1 is hiervoor een mogelijkheid beschreven.
Op een saneringslocatie is de Wet bodembescherming bepalend. Grond kan binnen de saneringslocatie worden herschikt.
Als grond van buiten de saneringslocatie op de saneringslocatie nuttig wordt toegepast, dan gelden dezelfde eisen als voor het toepassen van grond in de zone waarin de saneringslocatie is gelegen. Voor grond, afkomstig vanuit het bodembeheergebied, gelden de gebiedsspecifieke toepassingseisen. Voor grond van buiten het bodembeheergebied, gelden de genierieke toepassingseisen.
De grond die wordt toegepast als aanvulgrond van de saneringsput, of als ophooglaag/leeflaag in een sanering, moet ook worden gemeld via het Omgevingsloket.
Als grond van buiten de saneringslocatie op de saneringslocatie nuttig wordt toegepast, dan gelden dezelfde eisen als voor het toepassen van grond in de zone waarin de saneringslocatie is gelegen. Voor grond, afkomstig vanuit het bodembeheergebied, gelden de gebiedsspecifieke toepassingseisen. Voor grond van buiten het bodembeheergebied, gelden de genierieke toepassingseisen.
De grond die wordt toegepast als aanvulgrond van de saneringsput, of als ophooglaag/leeflaag in een sanering, moet ook worden gemeld via het Omgevingsloket.
Het komt vaak voor dat er bij bijvoorbeeld loonwerkers of de gemeentelijke afdeling voor groenonderhoud kleine partijen grond vrijkomen.
Bijvoorbeeld bij (groen-) onderhoudswerkzaamheden of het plaatsen van bomen.
In principe moeten alle toepassingen van kleine partijen grond worden gemeld via het Omgevingsloket , behalve partijen schone grond en schone gerijpte baggerspecie met een maximale omvang van 50m³. Ook particulieren zijn vrijgesteld van de meldplicht. Het is echter niet redelijk om voor alle kleine partijen niet-schone grond een onderzoek (bijvoorbeeld een partijkeuring) te verlangen en bij toepassing deze te melden.
De gemeente verruimt de vrijstelling voor onderzoek en meldplicht voor een kleine partij grond. De vrijstelling is afhankelijk van de herkomst, de hoeveelheid en het bodemgebruik op de plaats van toepassing. In onderstaande tabel zijn de mogelijkheden voor kleine partijen weergegeven.
Het heeft echter de voorkeur, dat de kleine partijen vrijkomende grond worden verzameld tot maximaal 25 m³, bijvoorbeeld in een hiervoor bestemde container. De samengevoegde partijtjes grond moeten vervolgens worden aangeboden aan een erkend bodemintermediair die is gecertificeerd en een ministeriële erkenning heeft voor de BRL SIKB 9335 - protocol 9335-1.
Net als met elke andere toepassing van grond moet altijd toestemming verkregen worden van de eigenaar van de ontvangende locatie. Hiermee wordt voorkomen dat er ongecontroleerde stort plaatsvindt.
Ook voor kleine partijen grond geldt dat altijd een uitgevoerd moet worden om aan te tonen dat de grond afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie.
In principe moeten alle toepassingen van kleine partijen grond worden gemeld via het Omgevingsloket , behalve partijen schone grond en schone gerijpte baggerspecie met een maximale omvang van 50m³. Ook particulieren zijn vrijgesteld van de meldplicht. Het is echter niet redelijk om voor alle kleine partijen niet-schone grond een onderzoek (bijvoorbeeld een partijkeuring) te verlangen en bij toepassing deze te melden.
De gemeente verruimt de vrijstelling voor onderzoek en meldplicht voor een kleine partij grond. De vrijstelling is afhankelijk van de herkomst, de hoeveelheid en het bodemgebruik op de plaats van toepassing. In onderstaande tabel zijn de mogelijkheden voor kleine partijen weergegeven.
Het heeft echter de voorkeur, dat de kleine partijen vrijkomende grond worden verzameld tot maximaal 25 m³, bijvoorbeeld in een hiervoor bestemde container. De samengevoegde partijtjes grond moeten vervolgens worden aangeboden aan een erkend bodemintermediair die is gecertificeerd en een ministeriële erkenning heeft voor de BRL SIKB 9335 - protocol 9335-1.
Net als met elke andere toepassing van grond moet altijd toestemming verkregen worden van de eigenaar van de ontvangende locatie. Hiermee wordt voorkomen dat er ongecontroleerde stort plaatsvindt.
Ook voor kleine partijen grond geldt dat altijd een uitgevoerd moet worden om aan te tonen dat de grond afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie.
Generiek beleid
Bij aanleg, vervang- en reparatiewerkzaaheden van ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen en rioleringen en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen, wordt grond ontgraven en weer toegepast (tijdelijke uitname van grond). In het Besluit is onder voorwaarden tijdelijke uitname van grond op een voor bodemverontreingiging niet-verdachte locatie (volgend uit de aangeleverde historische gegevens) toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd, ene functietoets is gedaan en een melding is verricht.
De voorwaarden hierbij zijn dat:
Bij graafwerkzaamheden voor ondergrondse infrastructuur of voor groenvoorzieningen op onverdachte locaties, hoeven de bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot 0,5 meter diepte) en de ondergrond (bodemlaag dieper dan 0,5 meter) niet gescheiden te worden ontgraven. De grond mag worden geroerd en hoeft niet in dezelfde bodemlagen te worden teruggeplaatst. De eerste 2 voornoemde voorwaarden blijven overigens gelden.
Bij aanleg, vervang- en reparatiewerkzaaheden van ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen en rioleringen en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen, wordt grond ontgraven en weer toegepast (tijdelijke uitname van grond). In het Besluit is onder voorwaarden tijdelijke uitname van grond op een voor bodemverontreingiging niet-verdachte locatie (volgend uit de aangeleverde historische gegevens) toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd, ene functietoets is gedaan en een melding is verricht.
De voorwaarden hierbij zijn dat:
- er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
- er geen tussentijdse bewerking plaatsvindt;
- de grond onder dezelfde condities op of nabij de herkomstlocatie weer wordt toegepast; ondergrond wordt weer ondergrond en bovengrond wordt weer bovengrond.
Bij graafwerkzaamheden voor ondergrondse infrastructuur of voor groenvoorzieningen op onverdachte locaties, hoeven de bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot 0,5 meter diepte) en de ondergrond (bodemlaag dieper dan 0,5 meter) niet gescheiden te worden ontgraven. De grond mag worden geroerd en hoeft niet in dezelfde bodemlagen te worden teruggeplaatst. De eerste 2 voornoemde voorwaarden blijven overigens gelden.
De vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld mag op
dezelfde wijze beoordeeld worden als de bovenliggende bodemlaag van 0,5 meter diepte tot en met 2 meter diepte.
Binnen grootschalige werken, zoals het aanleggen van een woonwijk, bedrijventerrein of het ontwikkelen van een natuurgebied,
is het vaak niet praktisch om voor elke afzonderlijk toepassing van een partij grond een melding te doen. In verband hiermee
bestaat de mogelijkheid om hiervoor een grondstromenplan op te stellen dat vooraf moet worden goedgekeurd door de OD NHN (namens de gemeenten).
Het grondstromenplan moet worden gemeld via het
Omgevingsloket.
Afwijkingen van het grondstromenplan moeten direct worden gemeld bij de
.
Als grond wordt getransporteerd met een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de grond,
dan moet op het transportgeleidebiljet het meldingsnummer vermeld worden waaronder de melding via het
Omgevingsloket
is geregistreerd en aan de melder is afgegeven. Als geen meldingsnummer op het transportgeleidebiljet is geregistreerd moet een kwaliteitsverklaring aanwezig zijn.
Een eventueel al eerder uitgevoerd onderzoek kan bij grondverzet onder voorwaarden mogelijk worden gebruikt in combinatie met de
ontgravings- en/of toepassingskaart. Zie hiervoor par. 4.13.2 van de
nota bodembeheer.
Te downloaden bestanden
- Nota bodembeheer regio Alkmaar (2020)
(gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo) (101 MB) - Bodemkwaliteitskaart regio Alkmaar (2020)
(gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo) (63 MB) - Bodemkwaliteitskaart PWN (2016) (15 MB)
- Nota bodembeheer gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder (2020) (102 MB)
- Bodemkwaliteitskaart gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder (2020) (62 MB)
- Nota bodembeheer gemeente Texel (2020) (79 MB)
- Bodemkwaliteitskaart gemeente Texel (2020) (60 MB)
- Nota bodembeheer regio West-Friesland (2020)
(gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec) (181 MB) - Bodemkwaliteitskaart regio West-Friesland (2020)
(gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec) (138 MB) - Nota bodembeheer voormalige gemeente Langedijk (2019) (86 MB)
- Bodemkwaliteitskaart voormalige gemeente Langedijk (2019) (45 MB)
- GIS-bestanden (shapefiles) (11 MB)
Deze bestanden bevatten de gecombineerde gegevens van de 5 bodemkwaliteitskaarten en 5 nota’s bodembeheer binnen het werkgebied van de omgevingsdienst Noord-Holland Noord: de regio’s Alkmaar, Kop van Noord-Holland en West-Friesland, de gemeente Texel en de voormalige gemeente Langedijk (nu onderdeel van de gemeente Dijk en Waard).
Disclaimer
Informatie op deze website is informatief. Aan de inhoud van deze website kunt u geen rechten ontlenen.
Op deze website stelt de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN) informatie ter beschikking.
Iedere gebruiker stemt in met het onderstaande:
- De OD NHN besteed de grootste mogelijke aandacht en zorg aan de gegevens en informatie die zijn geplaatst op de website. Toch is het mogelijk, dat er in zowel de website, als de aan deze website gelieerde sites, onjuistheden en onvolkomenheden voorkomen.
- De OD NHN aanvaardt in geen enkel geval aansprakelijkheid voor schade als gevolg van deze onjuistheden of onvolkomenheden, noch voor problemen die worden veroorzaakt door het gebruiken of verspreiden van deze gegevens en informatie.
- De OD NHN aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor geleden verlies, gederfde winst of gederfde levensvreugde welke voorkomt uit het gebruik of verspreiden van de informatie, dan wel voortkomt uit technische gebreken.
- Het downloaden van gegevens en informatie geschiedt geheel voor risico van de gebruiker.
- De OD NHN spant zich tot het uiterste in om de rechten op teksten, foto's, illustraties, kaarten, overige grafisch materiaal, (handels-)namen, merken, logo's en databanken te respecteren.
- De auteursrechten, merkenrechten en/of enige andere intellectuele eigendomsrechten van het voor bescherming in aanmerking komende materiaal of recht berusten bij het bedrijf dat van dit materiaal of recht gebruik maakt.
- De OD NHN aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van onrechtmatig gebruik van dit materiaal of recht en verwijst degene, die meent een sterker recht te hebben, naar de persoon of de onderneming die van dat materiaal of recht gebruik maakt.
- Verwijzingen of hyperlinks naar andere websites zijn slechts opgenomen ter informatie van de bezoekers. De OD NHN geeft geen garantie met betrekking tot de inhoud en betrouwbaarheid van deze sites, nog aanvaardt zij aansprakelijkheid voor schade welke direct dan wel indirect voortkomt uit het gebruik van de informatie op deze sites op welke wijze dan ook.
De verantwoordelijkheid voor naleving van de regels bij het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond ligt in
eerste instantie bij de initiatiefnemer. Maar ook een ieder die op een bepaald moment in enig opzicht macht uitoefent
over (een deel van) de toepassing kan worden aangesproken; bijvoorbeeld een eigenaar, erfpachter, huurder of bruiklener.
De initiatiefnemer voor de grondtoepassing, of een hiertoe gemachtigd persoon (ontdoener van de grond of tussenpersoon
zoals een aannemer of adviesbureau), is dan ook verplicht om het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond te melden.
Er zijn een aantal situaties, beschreven in de nota, waarbij het toepassen van grond niet gemeld hoeft te worden.
De verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor het ontgraven, het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond en daarna een ieder die macht uitoefent op de toepassingslocatie ligt verankerd in de wettelijke zorgplicht:
De verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor het ontgraven, het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond en daarna een ieder die macht uitoefent op de toepassingslocatie ligt verankerd in de wettelijke zorgplicht:
- Algemene zorgplicht in het kader van de Wet milieubeheer (artikel 1.1.a): achterwege laten van handelingen, die na delige gevolgen voor het milieu veroorzaken.
- Zorgplicht uit de Wet bodembescherming (artikel 13): een ieder die handelingen verricht, die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, is verplicht preventieve en zo nodig herstellende maatregelen te treffen.
- Zorgplicht voor handelingen inzake afvalstoffen. Met afvalstoffen wordt gedoeld op bijlage 1 van EU-richtlijn afvalstoffen van 1975. In de Wet milieubeheer wordt hierop ingegaan in de artikelen 10.1 en 10.2. Bij bodemsanering gaat het dan om verontreinigd puin, sintels, teerresten et cetera.
- Zorgplicht uit het besluit bodemkwaliteit (artikel 7): een ieder die bouwstoffen, grond of baggerspecie toepast die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dat van hem kan worden gevergd.
De bodemfunctieklassenkaart, de bodemkwaliteitskaart en deze nota bodembeheer zijn met grote zorgvuldigheid opgesteld.
De bodemkwaliteitskaart biedt geen harde garanties voor de kwaliteit van een partij grond. De kaart doet alleen een
uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan
afwijken. De eindverantwoordelijkheid voor de toepassing van grond blijft bij de initiatiefnemer en daarna een ieder die
macht uitoefent op de toepassingslocatie. Als twijfel bestaat over de kwaliteit van de grond, wordt geadviseerd een onderzoek te laten uitvoeren.
U helpt de gemeenten door eventuele geconstateerde fouten of gebreken te melden bij de
Grondstromenbeleid
Toepassen van grond en baggerspecie
Uitgangspunten bij het toepassen van grond en baggerspecie zijn:
Gemeentelijk/regionaal bodembeleid
Momenteel is de tab actief. In de vier tabs hier direct onder wordt het gemeentelijk/regionaal bodembeleid toegelicht:
KEN
Regionaal bodembeleid specifiek voor de regio Alkmaar, betreffende de gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo.
KOP
Gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder.
TEX
Gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeente Texel.
WF
Regionaal bodembeleid specifiek voor de regio West-Friesland, betreffende de gemeenten: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec.
LDK
Gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de voormalige gemeente Langedijk.
Uitgangspunten bij het toepassen van grond en baggerspecie zijn:
- Er is sprake van een nuttige toepassing.
- Het toepassen van grond moet voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. De kwaliteit van de toe te passen grond en de ontvangende bodem op de toepassingslocatie moet bekend zijn. Dit moet worden aangetoond met een binnen het Besluit bodemkwaliteit erkend bewijsmiddel.
- Het toepassen van grond moet minimaal 1 week voor de start van het werk worden gemeld, tenzij sprake is van minder dan 50 kubieke meter schone grond, een particulier de grond toepast of dat een landbouwbedrijf grond toepast van binnen het eigen landbouwbedrijf en waarop vergelijkbare gewassen zijn geteeld.
Wilt u grond toepassen op basis van de bodemkwaliteitskaart (dus zonder partijkeuring maar mét een
)
waaruit onder andere blijkt dat de ontgravings- en
toepassingslocatie niet verdacht zijn voor bodemverontreiniging) volg dan onderstaande stappen:
- Zoek op de kaart, of middels het adres of postcode in de kaart, de locatie waar grond vrijkomt. De popup die verschijn geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
- Vervolgens klikt u op de ('Klik-hier')-link. U krijgt een nieuw popup-venste te zien.
- U kiest één van de bodemlagen waar de grond is of wordt ontgraven.
- Daarna wordt in een ander internettabblad de toepassingsmogelijkheden van de (te) ontgraven grond in kaart aangegeven.
Is uw partij grond al onderzocht volgens de regels van het Besluit bodemkwaliteit, dan staat in het onderzoeksrapport
in welke kwaliteitsklasse uw partij grond valt. Afhankelijk van de herkomst van de partijgrond klikt u één
van de twee onderstaande informatieknoppen aan.
Voor het toepassen van een partij grond vanuit de regio Noord-Holland Noord gelden de gemeentelijk vastgestelde regels.
Deze regels zijn afhankelijk van de specifieke ontgravingslocatie en van het beleid in de gemeente waar de toepassingslocatie is gelegen.
- Klik links in het scherm aan. Selecteer de toepassingkaart van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast door op het '-' te klikken voor de naam van de betreffende kaart.
- Vervolgens heeft u voor de regio Noord-Holland Noord een overzicht welke kwaliteit grond u waar mag toepassen.
Voor grond van buiten de regio Noord-Holland Noord gelden andere eisen dan voor grond die afkomstig is vanuit de regio Noord-Holland Noord zelf.
Afhankelijk van de kwaliteitsklasse van de partijkeuring kunt u één van onderstaande drie knoppen klikken. In een apart internettabblad wordt de betreffende kaart met toepassingsmogelijkheden weergegeven.
Grond met klasse 'Achtergrondwaarde' toepassen
Grond met klasse 'Wonen' toepassen
Grond met klasse 'Industrie' toepassen
Afhankelijk van de kwaliteitsklasse van de partijkeuring kunt u één van onderstaande drie knoppen klikken. In een apart internettabblad wordt de betreffende kaart met toepassingsmogelijkheden weergegeven.
Grond met klasse 'Achtergrondwaarde' toepassen
Grond met klasse 'Wonen' toepassen
Grond met klasse 'Industrie' toepassen
Is géén kwaliteitsklasse vastgesteld van de partij grond, dan kunt u deze zelf
.
Algemeen
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
Op 8 juli 2019 is een tijdelijk handelingskader in werking getreden voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. Het tijdelijk handelingskader is geactualiseerd. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader zijn voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Op 21 november 2019 is een van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland in werking getreden met beleidsregels voor hergebruik van PFAS-houdende grond in de provincie Noord-Holland. In deze beleidsregel zijn provinciale achtergrondwaarden voor de PFAS-verbindingen en vastgesteld. De provinciale achtergrondwaarden worden door de provincie Noord-Holland voor haar eigen grondgebied als representatiever beoordeeld dan de (tijdelijke) landelijke achtergrondwaarden. De gemeenten volgen hierin de provincie Noord-Holland.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie in gebieden met de toepassingseis op basis van de : 'Wonen' of 'Industrie' ( ) voldoen aan:
De bodemkwaliteitskaarten in het werkgebied van de OD Noord-Holland Noord zijn geactualiseerd voor PFAS-verbindingen PFOA en PFOS. De gemiddelden van PFOA en PFOS zijn lager dan de provinciale achtergrondwaarden vastgesteld, maar boven de bepalingsgrens. In de bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte) van de gemeenten in de regio West-Friesland (Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec) leidt het gemiddelde gehalte aan PFOA tot een beperking bij het toepassen van grond in een oppervlaktewaterlichaam (neem contact op met de waterkwaliteitsbeheerder).
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
In waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden (gemeenten Bergen, Castricum en Texel) gelden de provinciale achtergrondwaarden voor de PFAS-verbindingen:
De afgelopen jaren is vast komen te staan dat in heel Nederland via bedrijfsmatige activiteiten en atmosferische depositie -verbindingen in de grond en het grondwater terecht zijn gekomen.
Op 8 juli 2019 is een tijdelijk handelingskader in werking getreden voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. Het tijdelijk handelingskader is geactualiseerd. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het tijdelijk handelingskader zijn voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Op 21 november 2019 is een van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland in werking getreden met beleidsregels voor hergebruik van PFAS-houdende grond in de provincie Noord-Holland. In deze beleidsregel zijn provinciale achtergrondwaarden voor de PFAS-verbindingen en vastgesteld. De provinciale achtergrondwaarden worden door de provincie Noord-Holland voor haar eigen grondgebied als representatiever beoordeeld dan de (tijdelijke) landelijke achtergrondwaarden. De gemeenten volgen hierin de provincie Noord-Holland.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie in gebieden met de toepassingseis op basis van de : 'Wonen' of 'Industrie' ( ) voldoen aan:
- PFOA: 7,00 μg/kg ds
- Elke andere PFAS-verbinding: 3,00 μg/kg ds.
- PFOA: 1,70 μg/kg ds.
- Elke andere PFAS-verbinding: 1,50 μg/kg ds.
De bodemkwaliteitskaarten in het werkgebied van de OD Noord-Holland Noord zijn geactualiseerd voor PFAS-verbindingen PFOA en PFOS. De gemiddelden van PFOA en PFOS zijn lager dan de provinciale achtergrondwaarden vastgesteld, maar boven de bepalingsgrens. In de bovengrond (bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte) van de gemeenten in de regio West-Friesland (Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec) leidt het gemiddelde gehalte aan PFOA tot een beperking bij het toepassen van grond in een oppervlaktewaterlichaam (neem contact op met de waterkwaliteitsbeheerder).
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden
In waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden (gemeenten Bergen, Castricum en Texel) gelden de provinciale achtergrondwaarden voor de PFAS-verbindingen:
- PFOA: 1,70 μg/kg ds.
- Elke andere PFAS-verbinding: 1,50 μg/kg ds.
Voor toepassingen van grond die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd, is het niet
toegestaan zintuiglijk met asbest verontreinigde grond toe te passen.
Als in opdracht van de gemeente grond wordt toegepast ter plaatse van gevoelig bodemgebruik is
het niet toegestaan zintuiglijk èn analytisch met asbest verontreinigde grond toe te passen.
De gemeente hanteert hierbij de zogenaamde 'nulnorm' (0 mg/kg ds gewogen).De volgende gevoelige
bodemgebruiken worden onderscheiden:
Bij het aantreffen van asbest moet rekening worden gehouden met speciale maatregelen die moeten worden getroffen in het kader van de Wet bodembescherming en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Maar ook bij het aantreffen van puin in de bodem bestaat de kans dat asbest aanwezig is. Vooral bij ongebroken metselpuin is de kans groot dat deze is verontreinigd met asbestcement plaatmateriaal (stukjes golfplaat, vlakke plaat, daklei en buis). Ook in betonpuin (met name funderingspuin) komt incidenteel asbestcement voor, in de vorm van asbestcementbuizen en -stelplaatjes. In de overige soorten puin zit in de regel geen asbesthoudend materiaal. Bij granulaat (afkomstig van puinbrekers) is dit onderscheid veel minder goed te zien.
Als asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen in de toe te passen grond moet een aanvullend asbestonderzoek conform de NEN5707 of NEN5897 plaatsvinden waarmee het gehalte van asbest wordt vastgesteld. De maximale waarde voor asbest bedraagt 100 mg/kg ds (gewogen). De NEN5707 moet worden gebruikt bij een puinbijmenging tot en met 20 gewichtsprocent. Als meer dan 20 gewichtsprocent aan puinbijmenging is vastgesteld, moet de NEN5897 worden gebruikt.
Als asbestverdacht materiaal in een partij grond wordt waargenomen, dan moet altijd een asbestonderzoek uitgevoerd worden.
- Wonen met tuin.
- Onverharde kinderspeelplaatsen.
- Intensief gebruikt openbaar groen (zoals bijvoorbeeld parken en plantsoenen).
- Moes-/volkstuinen.
Bij het aantreffen van asbest moet rekening worden gehouden met speciale maatregelen die moeten worden getroffen in het kader van de Wet bodembescherming en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Maar ook bij het aantreffen van puin in de bodem bestaat de kans dat asbest aanwezig is. Vooral bij ongebroken metselpuin is de kans groot dat deze is verontreinigd met asbestcement plaatmateriaal (stukjes golfplaat, vlakke plaat, daklei en buis). Ook in betonpuin (met name funderingspuin) komt incidenteel asbestcement voor, in de vorm van asbestcementbuizen en -stelplaatjes. In de overige soorten puin zit in de regel geen asbesthoudend materiaal. Bij granulaat (afkomstig van puinbrekers) is dit onderscheid veel minder goed te zien.
Als asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen in de toe te passen grond moet een aanvullend asbestonderzoek conform de NEN5707 of NEN5897 plaatsvinden waarmee het gehalte van asbest wordt vastgesteld. De maximale waarde voor asbest bedraagt 100 mg/kg ds (gewogen). De NEN5707 moet worden gebruikt bij een puinbijmenging tot en met 20 gewichtsprocent. Als meer dan 20 gewichtsprocent aan puinbijmenging is vastgesteld, moet de NEN5897 worden gebruikt.
Als asbestverdacht materiaal in een partij grond wordt waargenomen, dan moet altijd een asbestonderzoek uitgevoerd worden.
Het Besluit stelt dat een partij grond maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal mag bevatten.
Omdat in de bodem van de gemeenten lang niet altijd 20 gewichtsprocent bodemvreemde materiaal wordt
aangetroffen en omdat de omschrijving 'gewichtspercentage' niet opgaat voor lichte bodemvreemde materialen
zoals plastic of piepschuim, scherpen de gemeenten de generieke voorwaarde uit het Besluit aan.
Concreet betekent dit het volgende:
- Bij het aanleveren van historische gegevens voorafgaand aan het tijdelijk opslaan en het toepassen
van grond moet aandacht besteed worden aan het voorkomen van bodemvreemd materiaal in de grond. Tijdens de
grondwerkzaamheden moet een visuele controle plaatsvinden of de grond mogelijk verontreinigd is met bodemvreemde
bijmengingen. De gemeenten stellen een maximale bijmenging van bodemvreemd materiaal vast van maximaal
10 gewichtsprocent voor bijvoorbeeld puin of bakstenen.
Om het milieu minder met plastics te belasten mag in de toe te passen grond slechts een ‘sporadische’ bijmenging: niet meer dan 0,1 volumeprocent. Hierbij wordt aangesloten op de Regeling. De gemeenten stellen dezelfde eis voor andere lichte bodemvreemde materialen zoals piepschuim. Als er twijfel is kan een gemeente een onderzoek eisen waarbij het percentage bodemvreemd materiaal in de toe te passen grond en/of de ontvangende bodem wordt bepaald.
Als er geen sprake is van sterk verontreinigde grond, is het toegestaan om door civiel technisch zeven het percentage bodemvreemd materiaal terug te brengen naar het toegestane percentage. Het civiel technisch zeven wordt niet als een tussentijdse bewerking beschouwd. Het uitgezeefde bodemvreemd materiaal moet worden getransporteerd naar een erkend verwerker. Is het bodemvreemd materiaal niet uit te zeven, bijvoorbeeld bij kolengruis, dan moet een alternatieve toepassingslocatie voor de grond worden gezocht. - Als tijdens de grondwerkzaamheden asbestverdacht materiaal wordt waargenomen, moeten de werkzaamheden direct gestaakt worden (Arbo omstandighedenbesluit) en mag de grond niet zonder partijkeuring en afhankelijk van de keuringsresultaten toegepast worden (zorgplicht). Dit geldt ook voor overige bijmengingen en afwijkingen zoals kleur en geur die redelijkerwijs op een bodemverontreiniging kunnen wijzen.
Als grond van buiten de saneringslocatie op de saneringslocatie nuttig wordt toegepast, dan gelden dezelfde eisen als voor
het toepassen van grond in de zone waarin de saneringslocatie is gelegen.
Voor grond, afkomstig uit een gebied van de eigen of een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart, gelden de gebiedsspecifieke toepassingseisen (zie de toepassingskaarten in de kaartenbak ).
Voor grond van gebieden waar de gemeenten de bodemkwaliteitskaart niet hebben geaccepteerd als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de toe te passen grond, gelden de generieke toepassingseisen (zie tablad , knop partij grond van buiten de regio Noord-Holland Noord). Mogelijk zijn ook de aanvullende bepalingen voor bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest in de grond (zie de bovenstaande informatieknoppen).
Melden toepassen grond
De grond die wordt toegepast als aanvulgrond van de saneringsput, of als ophooglaag/leeflaag in een sanering moet ook worden gemeld via het Omgevingsloket.
Grondtoepassingen met een saneringsplan moeten óók worden gemeld bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming: De dubbele meldingsplicht geldt niet voor BUS-saneringen (zie artikel 36, lid 2 onder c van het Besluit).
Melden klein grondverzet (max. 10 m³)
Voor kleinschalige werkzaamheden, waarbij minder dan 10m³ grond wordt ontgraven, is het niet langer noodzakelijk om een BUS-melding in te dienen. In plaats daarvan kunnen dergelijke werkzaamheden gemeld worden bij de OD NHN.
De regels met betrekking tot het uitvoeren van bodemonderzoek blijven ongewijzigd.
Bij de beoordeling van een melding gelden de uitgangspunten die zijn vermeld op de website van de OD NHN.
Voor grond, afkomstig uit een gebied van de eigen of een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart, gelden de gebiedsspecifieke toepassingseisen (zie de toepassingskaarten in de kaartenbak ).
Voor grond van gebieden waar de gemeenten de bodemkwaliteitskaart niet hebben geaccepteerd als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de toe te passen grond, gelden de generieke toepassingseisen (zie tablad , knop partij grond van buiten de regio Noord-Holland Noord). Mogelijk zijn ook de aanvullende bepalingen voor bijmenging van bodemvreemd materiaal en asbest in de grond (zie de bovenstaande informatieknoppen).
Melden toepassen grond
De grond die wordt toegepast als aanvulgrond van de saneringsput, of als ophooglaag/leeflaag in een sanering moet ook worden gemeld via het Omgevingsloket.
Grondtoepassingen met een saneringsplan moeten óók worden gemeld bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming: De dubbele meldingsplicht geldt niet voor BUS-saneringen (zie artikel 36, lid 2 onder c van het Besluit).
Melden klein grondverzet (max. 10 m³)
Voor kleinschalige werkzaamheden, waarbij minder dan 10m³ grond wordt ontgraven, is het niet langer noodzakelijk om een BUS-melding in te dienen. In plaats daarvan kunnen dergelijke werkzaamheden gemeld worden bij de OD NHN.
De regels met betrekking tot het uitvoeren van bodemonderzoek blijven ongewijzigd.
Bij de beoordeling van een melding gelden de uitgangspunten die zijn vermeld op de website van de OD NHN.
Het toepassen van grond van een tijdelijke opslag moet in de meeste situaties voorafgegaan worden door een partijkeuring.
Een partijkeuring op de grond van een tijdelijke opslag is niet noodzakelijk, de bodemkwaliteitskaart mag als bewijsmiddel voor de chemische
kwaliteit van de grond gebruikt worden, als wordt aangetoond dat de grond:
Samenvoegen van partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd (zie hiervoor artikel 4.3.1 Regeling bodemkwaliteit) door de initiatiefnemer. Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500 moet ook rekening gehouden worden met wat er in de BRL met bijbehorende protocollen staat over opsplitsen van een partij.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet deze samengevoegde partij grond worden gelegaliseerd door het BRL 9335 – protocol 9335-1 erkend bedrijf. Klik hier voor aanvullende informatie, ook voor algemene informatie over het samenvoegen van partijen grond.
De notitie ziet expliciet niet toe op het samenvoegen van niet herbruikbare (ernstig verontreinigde) grond met hergebruiksgrond (licht verontreinigd).
- afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie (volgend uit historisch onderzoek); en
- afkomstig is uit een zone van de eigen of van een geaccepteerde bodemkwaliteitskaart; en
- niet tussentijds is bewerkt (bijvoorbeeld samengevoegd met andere partijen grond).
Samenvoegen van partijen grond mag alleen onder erkenning van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500.
Splitsen van een partij grond is toegestaan, ook zonder erkenning. Het splitsen moet goed worden gedocumenteerd (zie hiervoor artikel 4.3.1 Regeling bodemkwaliteit) door de initiatiefnemer. Het beschikbare bewijsmiddel blijft geldig voor verschillende gesplitste deelpartijen. Als de grond wordt toegepast onder certificaat van de BRL SIKB 9335 of de BRL SIKB 7500 moet ook rekening gehouden worden met wat er in de BRL met bijbehorende protocollen staat over opsplitsen van een partij.
Als partijen herbruikbare grond illegaal zijn samengevoegd, dan moet deze samengevoegde partij grond worden gelegaliseerd door het BRL 9335 – protocol 9335-1 erkend bedrijf. Klik hier voor aanvullende informatie, ook voor algemene informatie over het samenvoegen van partijen grond.
De notitie ziet expliciet niet toe op het samenvoegen van niet herbruikbare (ernstig verontreinigde) grond met hergebruiksgrond (licht verontreinigd).
Als bekend is waar de grond, die tijdelijk is opgeslagen, wordt
toegepast, hoeft voorafgaand aan de tijdelijke opslag alleen de
melding
voor de toepassing van deze grond te worden gedaan. Bij
de melding moet wel de locatie en duur van de tijdelijke opslag
worden vermeld.
De kwaliteit van de grond die tijdelijk wordt opgeslagen moet voldoen aan de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse dan wel de vastgestelde Lokale Maximale Waarden ter plaatse.
De kwaliteit van de grond die tijdelijk wordt opgeslagen moet voldoen aan de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse dan wel de vastgestelde Lokale Maximale Waarden ter plaatse.
Het komt vaak voor dat er bij bijvoorbeeld loonwerkers of de gemeentelijke afdeling voor groenonderhoud kleine partijen grond vrijkomen.
Bijvoorbeeld bij (groen-) onderhoudswerkzaamheden of het plaatsen van bomen.
In principe moeten alle toepassingen van kleine partijen grond worden gemeld via het Omgevingsloket, behalve partijen schone grond en schone baggerspecie kleiner dan 50 m³. Ook particulieren zijn vrijgesteld van de meldplicht. Het is echter niet redelijk om voor alle kleine partijen niet-schone grond een onderzoek (bijvoorbeeld een partijkeuring) te verlangen en bij toepassing deze te melden.
De gemeenten verruimen de vrijstelling voor onderzoek en meldplicht voor een kleine partij grond. De vrijstelling is afhankelijk van de herkomst, de hoeveelheid en het bodemgebruik op de plaats van toepassing.
Een andere mogelijkheid is, dat de kleine partijen vrijkomende grond worden verzameld tot maximaal 25 m³, bijvoorbeeld in een hiervoor bestemde container. De samengevoegde partijtjes grond moeten vervolgens worden aangeboden aan een erkend bodemintermediair die is gecertificeerd en een ministeriële erkenning heeft voor de BRL SIKB 9335.
Net als met elke andere toepassing van grond moet altijd toestemming verkregen worden van de eigenaar van de ontvangende locatie. Hiermee wordt voorkomen dat er ongecontroleerde stort plaatsvindt in het openbaar gebied.
Ook voor kleine partijen grond geldt dat altijd een uitgevoerd moet worden om aan te tonen dat de grond afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie.
De regels voor keuringen en meldingen van kleine partijen grond zijn hieronder middels overzichtelijke tabellen weergeven voor de betreffende regio/gemeente.
In principe moeten alle toepassingen van kleine partijen grond worden gemeld via het Omgevingsloket, behalve partijen schone grond en schone baggerspecie kleiner dan 50 m³. Ook particulieren zijn vrijgesteld van de meldplicht. Het is echter niet redelijk om voor alle kleine partijen niet-schone grond een onderzoek (bijvoorbeeld een partijkeuring) te verlangen en bij toepassing deze te melden.
De gemeenten verruimen de vrijstelling voor onderzoek en meldplicht voor een kleine partij grond. De vrijstelling is afhankelijk van de herkomst, de hoeveelheid en het bodemgebruik op de plaats van toepassing.
Een andere mogelijkheid is, dat de kleine partijen vrijkomende grond worden verzameld tot maximaal 25 m³, bijvoorbeeld in een hiervoor bestemde container. De samengevoegde partijtjes grond moeten vervolgens worden aangeboden aan een erkend bodemintermediair die is gecertificeerd en een ministeriële erkenning heeft voor de BRL SIKB 9335.
Net als met elke andere toepassing van grond moet altijd toestemming verkregen worden van de eigenaar van de ontvangende locatie. Hiermee wordt voorkomen dat er ongecontroleerde stort plaatsvindt in het openbaar gebied.
Ook voor kleine partijen grond geldt dat altijd een uitgevoerd moet worden om aan te tonen dat de grond afkomstig is van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie.
De regels voor keuringen en meldingen van kleine partijen grond zijn hieronder middels overzichtelijke tabellen weergeven voor de betreffende regio/gemeente.
Generiek beleid
Bij aanleg, vervang-, reparatiewerkzaamheden van ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen, rioleringen en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen, wordt grond ontgraven en weer toegepast (tijdelijke uitname van grond). In het Besluit bodemkwaliteit is tijdelijke uitname van grond op een onverdachte locatie toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd, een functietoets is gedaan en een melding is verricht.
De voorwaarden hierbij zijn dat:
Bij veel graafwerkzaamheden in de gemeenten is er geen tot (zeer) weinig ruimte op en in de nabije omgeving van de graaflocatie aanwezig is om de boven- en ondergrond gescheiden tijdelijk op te slaan. Hierdoor is het in de praktijk vaak niet mogelijk om de bovengrond gescheiden te ontgraven (en tijdelijk op te slaan). Vanwege dit knelpunt en omdat bij de aanleg en reparatie van de ondergrondse infrastructuur, al eerder 'over-de-kop' is gegaan (de boven- en ondergrond zijn niet gescheiden ontgraven en met elkaar vermengd), mag in de gemeenten bij de tijdelijke uitname van grond bij ondergrondse infrastructuur en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen op voor bodemverontreiniging niet-verdachte locaties 'over-de-kop' worden gewerkt. De bovengrond en de ondergrond hoeven niet gescheiden te worden ontgraven.
Als grond na ontgraving niet meer kan worden teruggeplaatst, kan deze elders nuttig worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel van de chemische kwaliteit. Omdat de grond niet gescheiden is ontgraven, geldt de 'minste' kwaliteit van beide bodemlagen.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; op basis van minimaal de 80-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Uitzonderingen op dit beleid zijn:
Bij aanleg, vervang-, reparatiewerkzaamheden van ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen, rioleringen en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen, wordt grond ontgraven en weer toegepast (tijdelijke uitname van grond). In het Besluit bodemkwaliteit is tijdelijke uitname van grond op een onverdachte locatie toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd, een functietoets is gedaan en een melding is verricht.
De voorwaarden hierbij zijn dat:
- er geen sprake is van een geval van bodemverontreiniging;
- geen tussentijdse bewerking plaatsvindt. Het tussentijds civieltechnisch zeven (cosmetisch zeven) wordt niet als tussentijdse bewerking beschouwd;
- de grond onder dezelfde condities weer wordt toegepast; ondergrond wordt weer ondergrond en bovengrond wordt weer bovengrond.
Bij veel graafwerkzaamheden in de gemeenten is er geen tot (zeer) weinig ruimte op en in de nabije omgeving van de graaflocatie aanwezig is om de boven- en ondergrond gescheiden tijdelijk op te slaan. Hierdoor is het in de praktijk vaak niet mogelijk om de bovengrond gescheiden te ontgraven (en tijdelijk op te slaan). Vanwege dit knelpunt en omdat bij de aanleg en reparatie van de ondergrondse infrastructuur, al eerder 'over-de-kop' is gegaan (de boven- en ondergrond zijn niet gescheiden ontgraven en met elkaar vermengd), mag in de gemeenten bij de tijdelijke uitname van grond bij ondergrondse infrastructuur en graafwerkzaamheden bij groenvoorzieningen op voor bodemverontreiniging niet-verdachte locaties 'over-de-kop' worden gewerkt. De bovengrond en de ondergrond hoeven niet gescheiden te worden ontgraven.
Als grond na ontgraving niet meer kan worden teruggeplaatst, kan deze elders nuttig worden hergebruikt met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel van de chemische kwaliteit. Omdat de grond niet gescheiden is ontgraven, geldt de 'minste' kwaliteit van beide bodemlagen.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; op basis van minimaal de 80-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Uitzonderingen op dit beleid zijn:
- Regio Westfrieland - de tijdelijke uitname van grond in de zones 'B1./O1. Wonen voor 1900 (centrum Enkhuizen, Hoorn, Medemblik)' , 'B4./O4. Bangert-Oostpolder in Hoorn' en 'B6. (Voormalige) bollenteeltpercelen en fruit-/boomgaarden'. in deze zones zijn relatief hoge gehalten aan meerdere stoffen vastgesteld. Daarom moet voorafgaand aan graafwerkzaamheden in deze zones een indicatief onderzoek plaatsvinden. Als uit het onderzoek bijkt dat de interventiewaarde niet wordt overschreden, geldt het beleid dat is geformuleerd in (par. 4.3.5, 4.3.6 en 4.3.7 van de nota bodembeheer). Als de interventiewaarde wordt overschreden moet de standaardprocedure van de Wet bodembescherming worden gevolgd (BUS-melding tijdelijke uitname).
- Gemeenten Hollands Kroon en Den Helder - de tijdelijke uitname van grond in de zones 'B1./O1. Binnenstad en Fort Erfprins (Den Helder)' en 'B6. (Voormalige) bollenteeltpercelen'. In deze zones moet voorafgaand aan graafwerkzaamheden in deze zones een indicatief onderzoek plaatsvinden.
Zoals in de bodemkwaliteitskaart is aangegeven, maakt de bodemlaag
dieper dan 2 meter beneden het maaiveld geen onderdeel uit van de bodemkwaliteitskaart.
Grond vanuit deze bodemlaag die elders nuttig wordt toegepast, moet voorafgaand aan de
toepassing worden gekeurd. Afhankelijk van de keuringsresultaten mag de grond worden
toegepast. Dit leidt tot extra kosten en uitvoeringstijd als grond vrijkomt bij bijvoorbeeld
rioleringswerkzaamheden, ondertunneling, kelders en ondergrondse parkeergarages.
Omdat de verwachting is dat de kwaliteit van de bodemlaag dieper dan 2 meter niet afwijkt
van de kwaliteit van de bodemlaag die hierboven ligt (vanaf 1,0 meter tot en met 2 meter diepte), wordt dit niet duurzaam geacht.
De gemeenten verruimen voor niet-verdachte locaties de regels voor het toepassen van grond vanuit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld. Dit betekent dat de vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld op dezelfde wijze beoordeeld mag worden als de bovenliggende bodemlaag vanaf 1,0 meter tot en met 2 meter diepte.
De gemeenten verruimen voor niet-verdachte locaties de regels voor het toepassen van grond vanuit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld. Dit betekent dat de vrijkomende en zintuiglijk niet verontreinigde grond uit de bodemlaag dieper dan 2 meter beneden het maaiveld op dezelfde wijze beoordeeld mag worden als de bovenliggende bodemlaag vanaf 1,0 meter tot en met 2 meter diepte.
Binnen grootschalige werken, zoals het aanleggen van een woonwijk, bedrijventerrein of het ontwikkelen van een natuurgebied,
is het vaak niet praktisch om voor elke afzonderlijk toepassing van een partij grond een melding te doen. In verband hiermee
bestaat de mogelijkheid om hiervoor een grondstromenplan op te stellen dat vooraf moet worden goedgekeurd door de
Omgevingsdienst Noord-Holland Noord.
Het grondstromenplan moet worden gemeld via het Omgevingsloket.
Afwijkingen van het grondstromenplan moeten direct worden gemeld aan de
.
Als grond wordt getransporteerd met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de
grond, dan moet op het transportgeleidebiljet het meldingsnummer vermeld worden van het meldpunt
bodemkwaliteit dat bij melding van de toepassing is afgegeven. Als geen meldingsnummer op het
transportgeleidebiljet is geregistreerd, moet een kwaliteitsverklaring aanwezig zijn.
Geldigheidsduur van een uitgevoerd onderzoek
De toe te passen grond en/of de ontvangende bodem kan al eerder zijn onderzocht. De onderzoeksresultaten worden beschouwd als een momentopname en zijn daarom niet 'onbeperkt houdbaar'. Bij alle eerder uitgevoerde onderzoeken geldt, dat de initiatiefnemer aan de OD NHN (Toezicht en Handhaving van de gemeente) aannemelijk maakt dat de onderzoeksgegevens hun actualiteitswaarde hebben behouden. Het hangt af van wat er op de betreffende locatie sinds het laatste onderzoek is gebeurd. Het hanteren van een standaard termijn is dan ook lastig. De onderstaande termijnen worden daarom gebruikt als vuistregel:
Uitgevoerde partijkeuring of specifiek onderzoek van de NEN 5740 en gebruik ontgravingskaart
De mogelijkheid bestaat dat op een locatie van ontgraving, of een partijkeuring (BRL protocol 1001), of een specifiek onderzoek van de NEN 5740 (betreft de onderzoeksstrategieën: TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE) is uitgevoerd. Als het onderzoek of de partijkeuring voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit en in de periode tussen het onderzoek en de melding van het toepassen van grond er geen relevante activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de grond hebben kunnen beïnvloeden, dan moet dit onderzoek worden gebruikt als bewijsmiddel en is leidend boven de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart. Bij twijfel beslist de OD NHN (Toezicht en Handhaving; voor de gemeente) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik ontgravingskaart
Als op de ontgravingslocatie al een bodemonderzoek volgens de NEN 5740 is uitgevoerd zonder een specifieke onderzoeksstrategie (TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE), bijvoorbeeld ter plaatse van een voor bodemverontreiniging verdachte locatie, geldt het volgende: Binnen een bodemkwaliteitszone is altijd sprake van een variatie in aangetroffen gehalten. Ook op locatieniveau is vaak sprake van variatie in gehalten. De gemeenten in het werkgebied van de OD NHN vinden het niet redelijk dat voor deze locaties, na het uitvoeren van een bodemonderzoek conform de NEN 5740, een aanvullende partijkeuring moet plaatsvinden.
De gemeenten staan het daarom toe dat, als het bodemonderzoek nog representatief is voor de meest recente (terrein)situatie én de gehalten van de stoffen voldoen aan de kwaliteitsklasse van de betreffende bodemkwaliteitszone, er geen aanvullende partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd. De ontgravingskaart mag dan worden gebruikt als bewijsmiddel voor de elders toe te passen grond. Het bodemonderzoek wordt hierbij als aanvullend 'bewijsmiddel' gebruikt.
Als één van de parameters in het bodemonderzoek van de mengmonsters of individueel geanalyseerde monsters hoger is dan de kwaliteitsklasse van de betreffende bodemkwaliteitszone, dan wordt de ontgraven grond als afwijkend gezien en moet een partijkeuring worden uitgevoerd om de bodemkwaliteit te bepalen.
Als één of meerdere gehalten de interventiewaarde overschrijdt, moet contact worden opgenomen met de OD NHN.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik toepassingskaart
Uit een partijkeuring (BRL protocol 1001) of een onderzoek volgens de NEN 5740 kan blijken dat de kwaliteit van de ontvangende bodem slechter of juist beter is dan de toepassingseis van de bodemkwaliteitszone waarin de locatie is gelegen. In die situatie geldt de toepassingseis zoals deze is weergegeven op de toepassingskaarten, ongeacht de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en mogelijk gevolgen voor de toepassingseis.
De toe te passen grond en/of de ontvangende bodem kan al eerder zijn onderzocht. De onderzoeksresultaten worden beschouwd als een momentopname en zijn daarom niet 'onbeperkt houdbaar'. Bij alle eerder uitgevoerde onderzoeken geldt, dat de initiatiefnemer aan de OD NHN (Toezicht en Handhaving van de gemeente) aannemelijk maakt dat de onderzoeksgegevens hun actualiteitswaarde hebben behouden. Het hangt af van wat er op de betreffende locatie sinds het laatste onderzoek is gebeurd. Het hanteren van een standaard termijn is dan ook lastig. De onderstaande termijnen worden daarom gebruikt als vuistregel:
- Standaard geldt een termijn van 5 jaar. Deze termijn werd in de toelichting op de bouwverordening genoemd.
- Voor terreinen waarbij het duidelijk is dat sinds de uitvoering van het bodemonderzoek geen enkele activiteit heeft plaatsgevonden kan een langere termijn worden aangehouden.
- Voor locaties waar sinds de uitvoering van het onderzoek wel potentieel bodemverontreinigende (bedrijfs)activiteiten hebben plaatsgevonden, waardoor de bodem (verder) verontreinigd kan zijn geraakt, wordt uitgegaan van een kortere termijn. Het vaststellen hiervan is maatwerk.
- In 2008 is Kwalibo ingevoerd en is een nieuw stoffenpakket ingevoerd. Rapporten van voor 1 juli 2008 worden niet beschouwd als voldoende bruikbaar en recent.
Uitgevoerde partijkeuring of specifiek onderzoek van de NEN 5740 en gebruik ontgravingskaart
De mogelijkheid bestaat dat op een locatie van ontgraving, of een partijkeuring (BRL protocol 1001), of een specifiek onderzoek van de NEN 5740 (betreft de onderzoeksstrategieën: TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE) is uitgevoerd. Als het onderzoek of de partijkeuring voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit en in de periode tussen het onderzoek en de melding van het toepassen van grond er geen relevante activiteiten hebben plaatsgevonden die de kwaliteit van de grond hebben kunnen beïnvloeden, dan moet dit onderzoek worden gebruikt als bewijsmiddel en is leidend boven de ontgravingskaarten van de bodemkwaliteitskaart. Bij twijfel beslist de OD NHN (Toezicht en Handhaving; voor de gemeente) of het bewijsmiddel gebruikt mag worden.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik ontgravingskaart
Als op de ontgravingslocatie al een bodemonderzoek volgens de NEN 5740 is uitgevoerd zonder een specifieke onderzoeksstrategie (TOETS-S, TOETS-S-GR en KEU-I-HE), bijvoorbeeld ter plaatse van een voor bodemverontreiniging verdachte locatie, geldt het volgende: Binnen een bodemkwaliteitszone is altijd sprake van een variatie in aangetroffen gehalten. Ook op locatieniveau is vaak sprake van variatie in gehalten. De gemeenten in het werkgebied van de OD NHN vinden het niet redelijk dat voor deze locaties, na het uitvoeren van een bodemonderzoek conform de NEN 5740, een aanvullende partijkeuring moet plaatsvinden.
De gemeenten staan het daarom toe dat, als het bodemonderzoek nog representatief is voor de meest recente (terrein)situatie én de gehalten van de stoffen voldoen aan de kwaliteitsklasse van de betreffende bodemkwaliteitszone, er geen aanvullende partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd. De ontgravingskaart mag dan worden gebruikt als bewijsmiddel voor de elders toe te passen grond. Het bodemonderzoek wordt hierbij als aanvullend 'bewijsmiddel' gebruikt.
Als één van de parameters in het bodemonderzoek van de mengmonsters of individueel geanalyseerde monsters hoger is dan de kwaliteitsklasse van de betreffende bodemkwaliteitszone, dan wordt de ontgraven grond als afwijkend gezien en moet een partijkeuring worden uitgevoerd om de bodemkwaliteit te bepalen.
Als één of meerdere gehalten de interventiewaarde overschrijdt, moet contact worden opgenomen met de OD NHN.
Uitgevoerd onderzoek en gebruik toepassingskaart
Uit een partijkeuring (BRL protocol 1001) of een onderzoek volgens de NEN 5740 kan blijken dat de kwaliteit van de ontvangende bodem slechter of juist beter is dan de toepassingseis van de bodemkwaliteitszone waarin de locatie is gelegen. In die situatie geldt de toepassingseis zoals deze is weergegeven op de toepassingskaarten, ongeacht de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en mogelijk gevolgen voor de toepassingseis.
Hieronder staat informatie over het Besluit bodemkwaliteit dat van toepassing is voor het tijdelijk opslaan en toepassen
van grond en het verspreiden van baggerspecie.
Wat is een nuttige toepassing?
Bij grondverzet kan ook nog andere wetgeving van toepassing zijn.
Voor het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam moet u contact opnemen met
Rijkswaterstaat voor de rijkswateren, met het
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de overige wateren, en
eventueel met de gemeente als hierover afspraken zijn gemaakt.
Voorafgaand aan het toepassen en verspreiden van baggerspecie moet de kwaliteit van de baggerspecie worden vastgesteld.
Vaststellen kwaliteit van baggerspecie
Voor het vaststellen van de kwaliteit van de toe te passen of te verspreiden baggerspecie moet een onderzoek worden uitgevoerd volgens de NEN5720, door een erkend onderzoeksbureau en volgens het SIKB protocol 2003. Met een speciale toets wordt bepaald of de baggerspecie vrij verspreidbaar is over de aangrenzende percelen. Kan de baggerspecie op basis van deze toets niet over het aangrenzende perceel worden verspreid, dan moet een alternatieve locatie worden gezocht en de kwaliteit met een andere methode worden getoetst.
Als de baggerspecie wordt toegepast in een oppervlaktewaterlichaam, moet worden getoetst aan de hiervoor geldende toetsingsnormen. De baggerspecie kan dan vallen in de kwaliteitsklassen Achtergrondwaarde -AW2000-, A, B of niet toepasbaar.
Als de baggerspecie wordt toegepast op of in de landbodem, gelden andere toetsingsnormen. De baggerspecie kan dan vallen in de kwaliteitsklassen Achtergrondwaarde -AW2000-, Wonen, Industrie of niet toepasbaar.
Aangrenzend perceel
Van een aangrenzend perceel is sprake in de situatie dat er een feitelijke relatie bestaat tussen de watergang waar de baggerspecie vrijkomt en het perceel waarop de verspreiding plaatsvindt. Het 'in verbinding staan' van watergangen (zelfde watersysteem, peilniveau) is niet altijd voldoende om uit te gaan van aangrenzendheid (Uitspraak Raad van State 201401123/1/A1, 4 februari 2015). In aanvulling op de uitspraak van de Raad van State en mede gebaseerd op artikel 60 lid 2 van het Besluit, stelt de gemeente dat tussen de watergang waar de baggerspecie vrijkomt en het perceel waar de baggerspecie wordt verspreid, niet gescheiden mag worden door bijvoorbeeld een lint- of aaneengesloten bebouwing, een weg breder dan één rijstrook, een spoorweg, een kering of een dijk. Naar verwachting wordt het begrip 'aangrenzend perceel' bij de eerst volgende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit vervangen. De normen van de maximale kwaliteit van de baggerspecie die mag worden verspreid (of gebruikt in weilanddepots) wordt afgestemd op de normen voor de voedselveiligheid. Vanuit de herkenbaarheid voor de omgeving (omwonenden; duidelijk waar bagger vandaan komt) wordt vanaf de exacte locatie van baggeren een afstandscriterium van 10 kilometer gehanteerd. De zorgplicht, artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit, blijft te allen tijde van kracht.
Verspreiden PFAS-houdende onderhoudsbaggerspecie op het aangrenzend perceel in het buitengebied en tijdelijke opslag in weilanddepot
Voor het verspreiden van baggerspecie uit watergangen op aangrenzende percelen of in een weilanddepot gelden voor PFAS-verbindingen de volgende toepassingswaarden: PFOA 1,7 μg/kg ds en andere PFAS-verbindingen 1,5 μg/kg ds. Voor onderzoeken naar de kwaliteit van baggerspecie die na 8 juli 2019 (de datum waarop het tijdelijk handelingskader van kracht werd) zijn uitgevoerd, is het wenselijk om een representatief aantal waterbodemmonsters ook op PFAS te analyseren. Dit is niet nodig als de waterbeheerder, in afstemming met de OD NHN, heeft aangetoond dat de PFAS-gehalten in de baggerspecie in zijn beheergebied ruimschoots aan de toepassingswaarden voldoen.
Voorafgaand aan het toepassen en verspreiden van baggerspecie moet de kwaliteit van de baggerspecie worden vastgesteld.
Vaststellen kwaliteit van baggerspecie
Voor het vaststellen van de kwaliteit van de toe te passen of te verspreiden baggerspecie moet een onderzoek worden uitgevoerd volgens de NEN5720, door een erkend onderzoeksbureau en volgens het SIKB protocol 2003. Met een speciale toets wordt bepaald of de baggerspecie vrij verspreidbaar is over de aangrenzende percelen. Kan de baggerspecie op basis van deze toets niet over het aangrenzende perceel worden verspreid, dan moet een alternatieve locatie worden gezocht en de kwaliteit met een andere methode worden getoetst.
Als de baggerspecie wordt toegepast in een oppervlaktewaterlichaam, moet worden getoetst aan de hiervoor geldende toetsingsnormen. De baggerspecie kan dan vallen in de kwaliteitsklassen Achtergrondwaarde -AW2000-, A, B of niet toepasbaar.
Als de baggerspecie wordt toegepast op of in de landbodem, gelden andere toetsingsnormen. De baggerspecie kan dan vallen in de kwaliteitsklassen Achtergrondwaarde -AW2000-, Wonen, Industrie of niet toepasbaar.
Aangrenzend perceel
Van een aangrenzend perceel is sprake in de situatie dat er een feitelijke relatie bestaat tussen de watergang waar de baggerspecie vrijkomt en het perceel waarop de verspreiding plaatsvindt. Het 'in verbinding staan' van watergangen (zelfde watersysteem, peilniveau) is niet altijd voldoende om uit te gaan van aangrenzendheid (Uitspraak Raad van State 201401123/1/A1, 4 februari 2015). In aanvulling op de uitspraak van de Raad van State en mede gebaseerd op artikel 60 lid 2 van het Besluit, stelt de gemeente dat tussen de watergang waar de baggerspecie vrijkomt en het perceel waar de baggerspecie wordt verspreid, niet gescheiden mag worden door bijvoorbeeld een lint- of aaneengesloten bebouwing, een weg breder dan één rijstrook, een spoorweg, een kering of een dijk. Naar verwachting wordt het begrip 'aangrenzend perceel' bij de eerst volgende wijziging van het Besluit bodemkwaliteit vervangen. De normen van de maximale kwaliteit van de baggerspecie die mag worden verspreid (of gebruikt in weilanddepots) wordt afgestemd op de normen voor de voedselveiligheid. Vanuit de herkenbaarheid voor de omgeving (omwonenden; duidelijk waar bagger vandaan komt) wordt vanaf de exacte locatie van baggeren een afstandscriterium van 10 kilometer gehanteerd. De zorgplicht, artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit, blijft te allen tijde van kracht.
Verspreiden PFAS-houdende onderhoudsbaggerspecie op het aangrenzend perceel in het buitengebied en tijdelijke opslag in weilanddepot
Voor het verspreiden van baggerspecie uit watergangen op aangrenzende percelen of in een weilanddepot gelden voor PFAS-verbindingen de volgende toepassingswaarden: PFOA 1,7 μg/kg ds en andere PFAS-verbindingen 1,5 μg/kg ds. Voor onderzoeken naar de kwaliteit van baggerspecie die na 8 juli 2019 (de datum waarop het tijdelijk handelingskader van kracht werd) zijn uitgevoerd, is het wenselijk om een representatief aantal waterbodemmonsters ook op PFAS te analyseren. Dit is niet nodig als de waterbeheerder, in afstemming met de OD NHN, heeft aangetoond dat de PFAS-gehalten in de baggerspecie in zijn beheergebied ruimschoots aan de toepassingswaarden voldoen.
Partijkeuringen en bodemonderzoeken moeten uitgevoerd worden door een
erkende bodemintermediair.
Voor partijkeuringen moet de bodemintermediair BRL SIKB 1000-, BRL SIKB 9335- of BRL SIKB 7500-erkend zijn,
voor bodemonderzoeken BRL SIKB 2000-erkend.
Bij grootschalige toepassingen moet worden gedacht aan geluidswallen, terpen, taluds van wegen of verondieping van een waterplas. In ieder
geval moet minimaal 5.000 m³ grond worden toegepast met een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Ook moet een leeflaag van minimaal
0,5 meter worden aangebracht. Voor wegen geldt een minimale
toepassingshoogte van 0,5 meter en hoeft geen leeflaag te worden aangebracht. Bij grootschalige toepassingen gelden andere regels.
Neem hiervoor contact op met de
.
De meldingsplicht geldt niet voor het toepassen van grond of baggerspecie binnen een
landbouwbedrijf als de grond of baggerspecie
afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel waarop een vergelijkbaar gewas
wordt geteeld als op het perceel waar de grond of baggerspecie wordt toegepast.
De meldingsplicht voor de toepassing van grond of baggerspecie geldt niet voor particulieren
(natuurlijke personen, niet in uitoefening van beroep of bedrijf).
De tijdelijke opslag van grond en baggerspecie buiten inrichtingen van de Wet milieubeheer is in de meeste
situaties niet langer meer vergunningsplichtig. Wel moet de bestemming van de grond altijd gemeld worden en
moet in de meeste situaties de kwaliteit van de grond bekend zijn. Daarnaast moet bij tijdelijke opslag op de
landbodem de kwaliteit van de grond die wordt opgeslagen voldoen aan de toepassingseis die geldt ter plaatse van
de opslaglocatie.
In het onderstaande overzicht is aangegeven welke voorwaarden bij de verschillende tijdelijke opslagen gelden. Tenslotte moet nog een toets plaatsvinden of de tijdelijke opslag in overeenstemming is met de Wet ruimtelijke ordening en/of het bestemmingsplan.
Als bekend is waar de grond, die tijdelijk is opgeslagen, wordt toegepast, hoeft voorafgaand aan de tijdelijke opslag alleen de melding voor de toepassing van deze grond te worden gedaan. Bij de melding moet wel de locatie en duur van de tijdelijke opslag worden vermeld.
Klik hier om de tijdelijke opslag (en het betreft geen tijdelijke uitname) te melden.
In het onderstaande overzicht is aangegeven welke voorwaarden bij de verschillende tijdelijke opslagen gelden. Tenslotte moet nog een toets plaatsvinden of de tijdelijke opslag in overeenstemming is met de Wet ruimtelijke ordening en/of het bestemmingsplan.
Als bekend is waar de grond, die tijdelijk is opgeslagen, wordt toegepast, hoeft voorafgaand aan de tijdelijke opslag alleen de melding voor de toepassing van deze grond te worden gedaan. Bij de melding moet wel de locatie en duur van de tijdelijke opslag worden vermeld.
Klik hier om de tijdelijke opslag (en het betreft geen tijdelijke uitname) te melden.
'De CROW publicatie 400 ‘Werken in en met verontreinigde bodem', doet een handreiking aan opdrachtgevers en grondroerders
voor de invulling van zowel arbo- als milieuaspecten. Partijen zijn altijd verplicht om aan te sluiten bij de actuele
wet- en regelgeving op het gebied van arbo en milieu. De rode draad in de CROW publicatie 400 is het risico gestuurd
werken. Welke maatregelen er nodig zijn om te werken in en met (licht) verontreinigde grond, is afhankelijk van de
kans op, de mate van en het effect (het schadelijke vermogen) van blootstelling aan de grond. Het risico bepaalt welke
maatregelen getroffen moeten worden; bijvoorbeeld welke persoonlijke beschermingsmiddelen er tijdens de werkzaamheden gebruikt
moeten worden. Als geen risico's worden vastgesteld, geldt altijd de basishygiëne. De milieukundige van de grondroerder moet
hier verder invulling aan geven.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; op basis van minimaal de 80-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Voorafgaand aan de uitvoering van de graafwerkzaamheden moet een Veiligheidskundige van de grondroerder de definitieve veiligheidsklasse vaststellen.
Bij tijdelijke uitname van grond op niet verdachte locaties én waar nog geen bodemonderzoek is uitgevoerd, kan conform de CROW publicatie 400 de veiligheidsklasse worden bepaald met behulp van de bodemkwaliteitskaart; op basis van minimaal de 80-percentielwaarde (of een hogere percentielwaarde) van de bodemkwaliteitszone(s) waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden.
Voorafgaand aan de uitvoering van de graafwerkzaamheden moet een Veiligheidskundige van de grondroerder de definitieve veiligheidsklasse vaststellen.
Wat is een nuttige toepassing?
Bij grondverzet kan ook nog andere wetgeving van toepassing zijn.
Vanuit overig wet- en regelgeving kunnen bij grondverzet (-tijdelijk- opslag of het ontgraven en toepassen van grond) aanvullende voorwaarden worden gesteld.
Hierbij moet worden gedacht aan:
- Wet ruimtelijke ordening (Wro), wordt op termijn vervangen door de Omgevingswet. Voor bestemmingswijzigingen moet in de meeste gevallen een bodemonderzoek worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.
- Ontgrondingenwet, wordt op termijn vervangen door de Omgevingswet. De ontgrondingenwet en -verordening reguleren de winning van oppervlaktedelfstoffen als zand, klei en grind voor de bouwproductie.
- Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), wordt op termijn vervangen door de Omgevingswet. Bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwen dient de aanvrager daarom in een aantal gevallen een bodemonderzoek te overleggen.
- Woningwet, wordt op termijn grotendeels vervangen door de Omgevingswet. In deze wet wordt het bouwen op verontreinigde bodem ( grond en grondwater) geregeld.
- Monumentenwet, wordt op termijn grotendeels vervangen door de Omgevingswet. In deze wet is het verdrag van Malta opgenomen. Bij grondverzet moet rekening worden gehouden met archeologische waarden. Op kaart moet de gemeente een overzicht geven van bekende archeologische vindplaatsen. Bij grondverzet moeten andere bronnen zoals bijvoorbeeld de stadsarcheoloog worden geraadpleegd.
- Wet natuurbescherming, enkele bepalingen gaan op termijn over naar de Omgevingswet. Deze wet vereist dat in planvorming rekening wordt gehouden met de aanwezige flora en fauna. Voor een groot aantal expliciet beschermde soorten is bepaald welke handelingen niet zijn toegestaan. Daarnaast is in de wet een algemene zorgplicht opgenomen, die aangeeft dat de negatieve gevolgen van ieders handelen op de aanwezige (beschermde) flora en fauna voor komen of zo veel mogelijk beperkt moet worden.
- Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WIBON). Doel van de WIBON is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (zoals bijvoorbeeld: water-, elektriciteit-, gas- en telecomleidingen) te voorkomen. Bij machinale graafwerkzaamheden is een KLIC-melding verplicht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit. De regels voor het werken in verontreinigde grond liggen vast in de Arbowetgeving. Met name in het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn regels opgenomen die werken met gevaarlijke stoffen veilig moeten houden. In het Arbeidsomstandighedenbesluit, hoofdstuk 2, afdeling 5 wordt aangegeven welke verantwoordelijkheden opdrachtgevers, ontwerpende partijen en werkgevers hebben ten aanzien van veilig en gezond werken.
- Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen. Dit besluit bepaalt sinds 1 juli 2013 de regels met betrekking tot het installeren en inwerking hebben van bodemenergiesystemen.
- Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op basis van de Wob is de gemeente verplicht om te zorgen voor informatie en communicatie in het kader van bodemkwaliteitsbeheer.
- Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb). De Wkpb moet de registratie van alle beperkingen van de overheid (publiekrechtelijke beperkingen) verbeteren zodat kopers of eigenaren makkelijker inzicht hebben in de beperkingen die voor een gebouw of stuk grond gelden; bijvoorbeeld over een saneringsplicht of gebruiksbeperkingen van een locatie na een sanering.
- Resterende wetten. Bovenstaand zijn een aantal wetten beschreven, die belangrijke gevolgen hebben voor gemeentelijke taken en verplichtingen met betrekking tot bodemkwaliteit. Naast bovengenoemde wetten heeft de gemeente/omgevingsdienst ook nog bodemtaken en –verplichtingen op basis van de volgende wetten:
Bij het transport van grond over de weg moet een transportgeleidebiljet aanwezig zijn.
Bij het transport van grond naar een
nuttige toepassing
moet een kwaliteitsverklaring
beschikbaar zijn. Alternatief is dat op het transportgeleidebiljet het referentienummer is vermeld dat via het DSO aan de melding van de functionele toepassing is gekoppeld.
Bij transport van grond naar een erkend verwerker (bijvoorbeeld een reiniger, stortplaats of depot voor het opslaan van verontreinigde grond) moet een afvalstroomnummer op het transportgeleidebiljet worden vermeld. Deze wordt afgegeven door de erkend verwerker.
Bij transport van grond naar een erkend verwerker (bijvoorbeeld een reiniger, stortplaats of depot voor het opslaan van verontreinigde grond) moet een afvalstroomnummer op het transportgeleidebiljet worden vermeld. Deze wordt afgegeven door de erkend verwerker.
Gemeentelijk/regionaal bodembeleid
Momenteel is de tab actief. In de vier tabs hier direct onder wordt het gemeentelijk/regionaal bodembeleid toegelicht:
KEN
Regionaal bodembeleid specifiek voor de regio Alkmaar, betreffende de gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard en Heiloo.
KOP
Gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeenten Schagen, Hollands Kroon en Den Helder.
TEX
Gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de gemeente Texel.
WF
Regionaal bodembeleid specifiek voor de regio West-Friesland, betreffende de gemeenten: Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec.
LDK
Gemeentelijk bodembeleid specifiek voor de voormalige gemeente Langedijk.